home-inhoud-inhoud onderbouw

 

 



 

Slootdieren onderzoeken


practicumopdracht onderbouw

 

Inhoud

Inleiding

Slootdieren vangen

Dieren bestuderen

Dieren beschrijven

Verslag

Internet

 

 

 
Inleiding

De sloot is een biotoop. Door de speciale abiotische omstandigheden (water) in de sloot, kom je daar een heel andere levensgemeenschap tegen dan bijvoorbeeld in de tuin.

In dit practicum ga je kennismaken met enkele dieren uit die levensgemeenschap. Je leert een aantal soorten kennen en enkele daarvan ga je nauwkeuriger bestuderen.

terug naar inhoud

 

 

Slootdieren vangen

Materiaal

groot net op een steel
platte witte plastic bak
emmer met deksel of monsterpotjes
theezeefje en/of een theelepeltje

Werkwijze

  • Doe eerst water in de plastic bak.

  • Haal het net een aantal keer door het water. Spoel de vangst uit in de plastic bak. Je kunt dan meteen goed zien wat je gevangen hebt.
    Als je een boekje of determinatielijst bij je hebt, kun je meteen proberen de namen van de dieren op te zoeken.
  • Neem van de verschillende soorten die je vangt een exemplaar mee om thuis verder te bestuderen.
    Met een theezeefje of een theelepeltje kun je ze goed uit de bak halen.

  • Vang nog een paar keer.
    Als je veel verschillende diertjes wilt vangen, moet je het net op verschillende plaatsen door het water halen: langs de kant, in het midden, tussen de waterplanten, aan de oppervlakte en dieper.
     

     terug naar inhoud

 
 
Aanwijzingen bij het bestuderen van de dieren

Om een goed beeld te krijgen van de dieren, moet je heel goed kijken.
Door rustig en nauwkeurig te kijken zie je veel meer dan door oppervlakkig kijken, vooral als het om de kleine dingen (de details) gaat. Denk vooral niet te snel dat je het wel gezien hebt. Ook als je een plaatje van een dier gezien hebt en zelfs de naam van het dier al kent, moet je er vanuit gaan dat er nog veel bijzonderheden te ontdekken zijn.

Onderstaande vragen helpen je bij het kijken naar de dieren.

  1. Kijk naar de vorm en de grootte van het dier. Meet (schat) zo goed mogelijk de lengte en de breedte. Probeer de vorm te beschrijven.

    Voorbeeld
    Het dier is bijna rond, het dier is ongeveer even lang als breed.
    Het dier is ovaal: de lengte is groter dan de breedte.

  2. Hoe ziet het lichaam eruit? Bestaat het lichaam uit één deel of uit meerdere grote delen zoals bij insecten? De grens tussen de delen is niet altijd goed te zien.

    Voorbeeld
    Het lichaam van een oorwurm bestaat uit 3 grote delen: de kop, het borststuk, en het achterlijf.

  3. Bestaat het lichaam van het dier of een deel van het lichaam uit ringen (segmenten) ?
    Let ook op de onderkant van het dier. Soms kan je door vleugels of dekschilden de segmenten niet goed zien.

    Voorbeeld
    Het lichaam van een regenworm bestaat uit één groot stuk dat verdeeld in een groot aantal segmenten.

  4. Hoe ziet de buitenkant eruit?
    Deze kan hard of zacht zijn. Een dier dat van vorm verandert heeft geen harde buitenkant. Dieren met een lichaam dat uit verschillende delen bestaat, hebben een uitwendig skelet en dus een harde buitenkant.
    Er zijn ook dieren die niet overal even hard of zacht zijn. Let daar ook op.

  5. Is het dier kaal of behaard? Waar zitten de haren precies?

  6. Welke kleur(en) heeft het dier.

  7. Heeft het dier poten? Hoeveel poten heeft het dier?
    Beschrijf de poten.
    Bestaan de poten uit meerdere delen (leden)?

    Aan welk deel van het lichaam zitten de poten vast? (Meestal kan je dat goed zien aan de onderkant).
    Let ook op de lengte van de poten. Zijn ze allemaal even lang? Zitten er haartjes (of andere 'dingen') op de poten?

    Probeer te kijken waar de poten vor ge bruikt worden (zwemmen, eten, lopen enz.).

  8. Zitten er aan het lichaam van het dier nog andere uitsteeksels? Bijvoorbeeld vooraan de kop of aan het achterlijf? Beschrijf hoe die uitsteeksels er uit zien. Bestaan ze uit leden? Hoe lang zijn ze?
    Misschien kun je zien wat het dier met de uitsteeksels doet.

  9. Heeft het dier vleugels? Soms zijn de vleugels moeilijk te zien omdat ze onder dekschilden verborgen zitten zoals bij een lieveheersbeestje.

    Hoeveel vleugels heeft het dier?

    Hoe zien de vleugels eruit?

  10. Heeft het dier ogen? Hoeveel ogen heeft het dier? Waar zitten de ogen?
    Wat is de vorm en kleur van de ogen? Hoe groot zijn de ogen (vergeleken met de kop)?

  11. Kun je de mond van het dier zien. Hoe ziet die mond eruit?
    Zitten er uitsteeksels rond de mond? Hoe zien die eruit?

  12. Hoe beweegt het die zich dier het water?

  13. Beschrijf zo goed mogelijk hoe het dier zich gedraagt.

     

     terug naar inhoud

 

Dieren beschrijven

Met behulp van de aantekeningen die je gemaakt hebt, maak je nu een beschrijving van ieder dier. Dat moet je zo doen dat iemand die het dier nooit gezien heeft moet uit jouw verhaal kan opmaken hoe het dier eruit ziet.

Maak je beschrijvingen op A4-papier. Gebruik voor ieder dier een nieuw blad.
Zet boven je beschrijving de naam van het dier.

Deel het geheel overzichtelijk in. Dat kun je doen door alinea's te maken. Steeds als je een ander onderdeel van het dier beschrijft, begin je een nieuwe alinea. Je kunt het verhaal ook in verschillende (kleine) hoofdstukjes verdelen. Maak in dat geval tussenkopjes.

Extra informatie

Er is vaak meer over de diertjes bekend dan je bij het kijken te weten bent gekomen. Je kunt aanvullende informatie opzoeken in boekjes. Er zijn heel veel boekjes waar informatie over slootdieren in staat. In de bibliotheek kun je deze zeker vinden.
Ook op
internet is het een en ander te vinden.

Schrijf geen dingen letterlijk over en gebruik alleen informatie die je begrijpt.

Als je in je beschrijving informatie uit boeken of van internet verwerkt, moet je altijd de bron(nen) vermelden.

Dat doe je zo:

Bij informatie uit boeken:

eerst de titel van het boek, dan de schrijver.

Voorbeeld

Elsevier Insectengids, M Chinery

Wat vind ik in sloot en plas, Dr W.J Prud'Homme

Bij informatie van internet

naam van de site en het "adres".

Voorbeeld

Bioplek - www. bioplek.org

Kliederen met water - http://www.groenewelle.nl/milieutoezicht/internet_project/index.html

 

terug naar inhoud

 

Verslag

  • Voeg je beschrijvingen samen.

  • Maak een voorpagina op blanco papier. Zet op de voorpagina een titel en je eigen naam.

  • Nummer alle bladzijden en maak een inhoudsopgave.

  • Doe het geheel in een snelhechter.

 

terug naar inhoud

 
 
Internet

Google

Elders op bioplek

Wat eten slootdieren (informatie en tekeningen)

 

terug naar inhoud

 

© scholte/marree 2000