[home][inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]

  




Reageren op prikkels

examenprogramma VMBO GL en TL

Exameneenheid K11

centraal examen

Weten en kunnen

Je kunt:

  1. toelichten dat gedrag bij dieren uit een reeks samenhangende handelingen bestaat, en kan aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen dat gedrag afhankelijk is van inwendige en uitwendige prikkels.

  2. delen van het zenuwstelsel x noemen, in afbeeldingen aanwijzen, en functie(s) en werking beschrijven; soorten zenuwcellen benoemen en onderverdelen:
    • bouw, ligging en functie van delen van het centrale zenuwstelsel, met name:
      • grote hersenen: bewustzijn, zintuiglijke waarneming en bewuste beweging;
      • kleine hersenen: coördinatie van bewegingen;
      • hersenstam: verbinding tussen grote hersenen en ruggenmerg en een rol bij reflexen in hoofd- en halsgebied;
      • ruggenmerg: verbinding van organen met hersenen en een rol bij
        reflexen van romp en ledematen.
    • bouw van een zenuwcel met cellichaam en uitlopers.
    • ligging en functies van typen zenuwcellen:
      • schakelcel;
      • gevoelszenuwcel;
      • bewegingszenuwcel.
    • gevoelszenuw, bewegingszenuw, gemengde zenuw.
    • reflex is een vaste, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel:
      • terugtrekreflex;
      • strekreflex;
      • kniepeesreflex;
      • pupilreflex.
    • functies van een reflex: onbewust regelen van motoriek, reageren bij kans op onverwachte beschadiging van het lichaam.

  3. ervaringen/ waarnemingen van zintuig-practicumproeven in biologische termen weergeven .

  4. delen van de gehoororganen, van de ogen en zintuigelementen in huid, neus en tong in afbeeldingen aanwijzen en functie en werking ervan beschrijven:
    • van het gehoororgaan, met name:
      • oorschelp;
      • gehoorgang;
      • trommelvlies;
      • trommelholte;
      • buis van Eustachius;
      • gehoorbeentjes: hamer, aambeeld, stijgbeuge;l
      • slakkenhuis met zintuigcellen;
      • gehoorzenuw;
      • evenwichtsorgaan.
    • van de ogen, met name:
      • wenkbrauw
      • wimper
      • traanklier
      • traanbuis
      • oogspier
      • harde oogvlies
      • hoornvlies
      • vaatvlies
      • iris met kringspieren en lengtespieren
      • pupil
      • lens: accommoderen
      • glasachtig lichaam
      • netvlies met gele vlek en blinde vlek
      • oogzenuw
      • ligging en functie van staafjes en kegeltjes

  5. op abstracte wijze uitleggen dat prikkels uit de omgeving door zintuigen omgezet worden in impulsen die naar het centrale zenuwstelsel geleid worden, waardoor waarneming kan plaats vinden:
    • drempelwaarde, adequate prikkel, gewenning, motivatie.

  6. beschrijven dat bewust gedrag vanuit de hersenen gestuurd wordt.

  7. de samenstellende delen van de huid en het onderhuids bindweefsel noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functie(s) beschrijven:
    • bouw, ligging en functies van de delen van de huid, met name:
      • opperhuid met hoornlaag met dode cellen en kiemlaag met delende cellen en zenuwuiteinden (‘pijnzintuig’);
      • lederhuid met bloedvaten, haarzakjes, talgklieren, haarspieren, zweetklieren;zenuwuiteinden en zintuigen.
      • haren.
    • onderhuids bindweefsel met vetcellen.
    • de rol van de doorbloeding, vet en de mate van zweten bij de temperatuurregeling.
    • de rol van de hoornlaag bij de bescherming tegen infecties, uitdroging en beschadigingen.
    • de rol van pigment bij de bescherming tegen ultraviolette straling.

  8. het principe van de werking van hormonen beschrijven:
    • beïnvloeding van groei, ontwikkeling en stofwisseling.

  9. hormoonklieren noemen, in afbeeldingen aanwijzen en functies en werking met de nodige detaillering beschrijven, met name van:
    • hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren.
    • schildklier: stimulering van verbranding in cellen.
    • eilandjes van Langerhans: productie insuline en glucagon en de handhaving van een constante bloedsuikerspiegel; diabetes.
    • bijnieren: productie van adrenaline dat de activiteit van spieren, de ademhaling en de bloedsomloop versnelt.
    • eierstokken en teelballen: naast productie van geslachtscellen ook productie van geslachtshormoon/ het ontstaan van secundaire geslachtskenmerken.