[home][inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]

  




Erfelijkheid en evolutie

examenprogramma VMBO GL en TL

Exameneenheid K13

centraal examen

Weten en kunnen

Je kunt:

  1. enkele situaties noemen, waarin het relevant is enige kennis te hebben van de erfelijkheidsleer en situaties noemen, waarin het relevant is om genetisch advies in te winnen en in dit verband vormen van prenataal onderzoek beschrijven.

  2.  toelichten dat individuen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen en welke rol chromosomen en geslachtscellen hierbij spelen:
    • chromosomen bestaan o.a. uit DNA.
    • chromosomen bevatten genen, een gen is een stukje chromosoom dat de informatie voor één erfelijke eigenschap bevat.
    • erfelijke informatie voor kenmerken is in enkelvoud aanwezig in geslachtscellen met een enkelvoudige set chromosomen.
    • overige lichaamscellen met paren chromosomen.
    • overdracht van erfelijke informatie via geslachtscellen.
    • vorming paren chromosomen bij bevruchting.
    • X- en Y-chromosoom als geslachtschromosomen; vrouw XX, man XY.
    • dominant gen, recessief gen, genotype, fenotype, homozygoot, heterozygoot.
    • intermediaire erfelijkheid.

  3. het proces en de betekenis van de gewone celdeling (mitose) en de reductiedeling (meiose) beschrijven:
    • gevolgen van mitose en meiose voor het aantal chromosomen en de erfelijke informatie.

  4. conclusies trekken uit gegevens bij monohybride kruisingen over het genotype en fenotype van ouders en/of hun directe nakomelingen:
    • berekenen van kans op een bepaalde eigenschap (bij een kruising met één eigenschap en met twee generaties).
    • stamboom.

  5. toelichten dat onder andere bepaalde stoffen en straling invloed kunnen hebben op de frequentie waarmee mutaties plaatsvinden.

  6. oelichten dat in de loop van de tijd nieuwe rassen en soorten zijn ontstaan, mede onder invloed van mutatie en selectie:
    • natuurlijke en kunstmatige selectie.