[home][inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]

 

 




Gaswisseling en transport

studiewijzer 7 (5 havo)

Samenvatting immuniteit

Immuniteit

De membranen van cellen bestaan uit 2 lagen vetten en allerlei soorten membraaneiwitten.
De membraaneiwitten hebben verschillende functies. Ze dienen soms als doorlaatpost voor moleculen die niet via diffusie door het membraan kunnen. De eiwitten zijn per organisme verschillend.

Cellen kunnen elkaar herkennen aan deze membraaneiwitten. Mensen en dieren maken tegen cellen met vreemde stoffen in de membraan antistoffen.

Een stof die niet in je lichaam thuis hoort, een lichaamsvreemde stof , is een antigeen.
Antigenen kunnen zitten op cellen van andere mensen, die je bijvoorbeeld met een bloedtransfusie of een orgaantransplantatie in je lichaam krijgt of op cellen van vreemde organismen zoals bacteriën, virussen en andere ziekteverwekkers die in je lichaam komen.
Cellen met lichaamsvreemde stoffen worden door ons lichaam onschadelijk gemaakt.

Dat kan op 2 manieren:

  1. Algemene afweer

    Door speciale witte bloedcellen (macrofagen) worden vreemde cellen opgevreten (fagocytose). Deze witte bloedcellen vreten alles wat vreemd is (niet specifiek)

  2. Specifieke afweer

    Andere typen witte bloedcellen maken antistoffen tegen specifieke antigenen of doden cellen die aangetast zijn door virussen en bacteriën.

    Het bijzondere is dat voor ieder mogelijk antigeen (miljoenen!) aparte lymfocyten in het lichaam zitten. Deze lymfocyten worden echter pas in grote getale gemaakt na een besmetting met dat vreemde antigeen.
    Het duurt na een besmetting dus even voor er voldoende antistoffen zijn om de indringer, meestal een bacterie of virus uit te schakelen. In die periode kan de ziekteverwekker zich zo snel vermenigvuldigen dat een mens ziek wordt. Zodra er voldoende cellen met antistoffen aangemaakt zijn, wordt de ziekteverwekker uitgeschakeld en geneest men. Als de aanmaakt te lang duurt, wint de ziekteverwekker.

    Na een tweede besmetting worden veel sneller antistoffen gevormd.
    Tijdens de eerste besmetting zijn geheugencellen gemaakt die informatie bevatten om bij een tweede besmetting zeer snel antistoffen te maken, zodat de ziekteverwekker snel uitgeschakeld is. Men is immuun tegen de ziekte.

 

Manieren om immuun te worden
  1. Actieve immunisatie

    Het lichaam maakt zelf antistoffen
    • natuurlijke manier

      Iemand wordt besmet, maakt antistoffen en geneest. T-geheugencellen zijn gevormd en zorgen ervoor dat na een tweede infectie veel sneller antistoffen gemaakt worden.

    • Kunstmatige manier

      Iemand wordt ingespoten met dode of afgezwakte ziektekiemen (=vaccinatie), waardoor hij niet ziek wordt maar wel antistoffen en geheugencellen maakt.

     

  2. Passieve immunisatie

    Antistoffen komen van een ander mens (of dier)
    • natuurlijke manier

      Een ongeboren kind kan via de placenta en via de moedermelk antistoffen van de moeder krijgen. Dat is noodzakelijk omdat de productie van antistoffen pas na de geboorte op gang komt.
    • kunstmatige manier

      Iemand krijgt serum (=onstolbaar gemaakt plasma) met antistoffen van een ander mens of van een dier ingespoten.
      Meestal gebeurt dit als men ziek is en niet of tijd zelf antistoffen maakt, of als nog geen veilig vaccin beschikbaar is.