Zintuigen, zenuwstelsel, hormonen,
huid
stofomschrijving
studiewijzer 9 (5
havo)
Aan het eind van
iedere paragraaf staan leerdoelen (groene tekst) waaruit
je kunt afleiden welke stof uit die paragraaf belangrijk
is.
Hieronder volgt de
stof, voor zover deze betrekking heeft op deze
studiewijzer, zoals die omschreven is in het
examenprogramma.
Zintuigen
Zenuwen
Hormonen
Huid
Zintuigen
Je moet:
- kunnen aangeven wat de relatie is
tussen zintuigen, zenuwstelsel en spieren/klieren.
- kunnen aangeven wat een prikkel is,
wat een impuls is en wat de relatie tussen beide is.
- kunnen aangeven wanneer een impuls
zal ontstaan door gebruik te maken van de
begrippen:
- adequate prikkel
- prikkeldrempel
- gewenning
- bij jezelf of in afbeeldingen of
modellen kunnen aanwijzen waar de zintuigen liggen voor
de waarneming van:
- Licht
- geluid
- geur
- smaak
- druk
- warmte of koude
- evenwicht
- de functie van de onderdelen van de
ogen kunnen aangeven, waarbij gebruik gemaakt kan worden
van een afbeelding van de bouw van de ogen (Binas).
- kunnen aangeven hoe de ogen werken
onder wisselende omstandigheden:
accommodatie
zien van kleuren en contrasten
pupilreflex
- enige aFwijkingen van de ogen kunnen
beschrijven en uitleggen wat er tegen kan worden
gedaan:
verziendheid en bijziendheid
staar
- kunnen aangeven dat gezichtsbedrog
geen oogafwijking is, maar ontstaat in de
hersenen.
Zenuwstelsel
Je moet:
- versterkte gegevens over de indeling
van het zenuwstelsel op grond van ligging en wijze van
werken kunnen toepassen in beschreven situaties.
In het bijzonder:
- centraal en perifeer
zenuwstelsel
- animaal en autonoom
zenuwstelsel
- orthosympatisch en parasympatisch
zenuwstelsel
- de ligging van de volgende delen van
het centraal en perifeer zenuwstelsel kunnen aangeven en
de functie beschrijven:
- ruggemerg
- hersenstam
- grote hersenen
- kleine hersenen
- verstrekte informatie over de bouw
van centraal en perifeer zenuwstelsel kunnen toepassen in
beschreven situaties:
- centraal: onder meer hersencentra,
cellichamen van zenuwcellen, zenuwceluitlopers,
motorische- en sensorische zenuwcellen en
schakelcellen.
- perifeer: onder meer
zenuwuitlopers van motorische en sensorische
zenuwcellen.
- de functie van een zenuwcel kunnen
aangeven, waarbij gebruik kan worden gemaakt van een
afbeelding van de bouw, met behulp van de volgende
begrippen:
- cellichaam
- uitlopers, met of zonder
myelineschede
- impulsgeleiding
- synaps
- kunnen uitleggen waardoor de meeste
impulsen niet leiden tot bewustwording.
- de betekenis van reflexen kunnen
aangeven en hun functie bij houding, beweging en
bescherming kunnen uitleggen.
Hormonen
Je moet:
- verstrekte informatie over de functie
van specifieke hormonen (zie ook tabel Binas) , de
hormoonklieren en de doelwitorganen kunnen toepassen in
beschreven situaties:
- hypofyse: groeihormoon, FSH, LH,
TSH
- schildklier: thyroxine
- eilandjes van Langerhans:
insuline, glucagon
- bijnieren: adrenaline
- ovaria: oestrogenen (oestradiol en
oestron), progesteron
- testes: testosteron
- placenta: HCG
- de kenmerken van hormonale regeling
kunnen aangeven en het principe van een regeling kunnen
uitleggen met gebruik van de volgende aspecten:
- hormonen worden meestal aan het
bloed afgegeven
- de concentratie van hormonen in
het bloed is bepalend voor de mate van reactie van
doelwitorganen
- negatieve terugkoppeling
Huid
Je moet:
- de rol kunnen uitleggen die de huid
speelt bij het handhaven van een constant inwendig
milieu.
- de functies van de onderdelen van de
huid kunnen aangeven, waarbij gebruik kan worden gemaakt
van een afbeelding van de bouw (Binas).
- de effecten van zonbestraling kunnen
uitleggen en kunnen uitleggen op welke wijze bescherming
tegen zonbestraling plaatsvindt.
In het bijzonder:
- zonnebaden
- pigmentvorming
- verschillen in
huidskleur
- productie van vitamine D
- kunnen aangeven wat de rol van de
huid is bij de opslag van vet.
- kunnen uitleggen op welke wijze de
huid bijdraagt aan de regeling van de
lichaamstemperatuur.
|