Evolutie studiewijzer B2 (6
atheneum) Antwoorden Het
ontstaan van het eerste leven Aanwijzingen -
bewijzen Het ontstaan van
het eerste leven De ontwikkeling
van de mensachtigen Slotopmerkingen Ordening
Inhoud
Historisch
opvattingen
Natuurlijk hadden die uitvinden weer tot gevolg dat men
nog nieuwsgieriger werd.
De gekweekte tulpen horen allen tot dezelfde soort. De
verschillende kleuren zijn variëteiten.
Een variëteiten is dus een van de 'normale' soort
afwijkende groep organismen. De afwijking is echter niet
groot genoeg om van een andere soort te kunnen spreken.
Ze kunnen nog ruisen met de oorspronkelijke soort.
Meestal is het een afwijking van 1 of een paar genen.
Lamarck ging er dus vanuit dat modificaties
(veranderingen van het fenotype o.i.v het milieu)
erfelijk werden.
Volgens Darwin is er binnen een populatie een zeer grote
erfelijke variatie. Alle organismen krijgen zeer veel
nakomelingen waarvan de meesten steven. De nakomelingen
met de gunstigste eigenschappen hebben de beste kans om
te overleven (survival of the fittest). De natuur
selecteert de nakomelingen met de beste erfelijke
eigenschappen uit.
Rivieren als de Colorado in de VS slijten kloven in
rotsen. De Grand Canyon is 3000 meter diep uit gesleten
door de Colorado-river. De tijd die daarvoor nodig is. is
uit te rekenen.
De continenten hebben vroeger allen aan elkaar vast
gezeten. Ze drijven met een vaste snelheid uit
elkaar.
De tijd die nodig was om de Atlantische Oceaan tussen
Amerika en Afrika/Europa te vormen, is te berekenen.
Het
Darwinisme
Er was ruimten en voedsel in overvloed. De vinken
plantten zich voort. Nakomelingen met allerlei
afwijkingen die elders dood gegaan zouden zijn bleven
hier leven en konden zich dankzij hun afwijkingen en
dankzij het ontbreken van concurrenten aanpassen aan
nieuwe soorten voedsel. Doordat de vinken zich over de
verschillende eilanden verspreiden en de omstandigheden
op de eilanden verschillend waren ontwikkelden zich
verschillen die zo groot waren dat de groepen vinken niet
meer wilden of konden kruisen. Er zijn verschillende nauw
verwante soorten ontstaan. Vooral de afmetingen van de
snavels verschillen. De soorten hebben zich
gespecialiseerd in verschillende typen voedsel.
Een modificatie is een verandering van het fenotype onder
invloed van het milieu, dus niet erfelijk.
De meest geschikte kleur van een dier zal bijvoorbeeld
afhangen van de kleur van de ondergrond, maar ook van het
type natuurlijke vijanden en de aantrekkelijkheid voor de
partner.
Als er isolatie tussen populaties optreed dan kunnen er
geen genen uitgewisseld worden. De omstandigheden in de
gescheiden populaties kunnen anders zijn waardoor de
verschillen blijven bestaan en zelfs groter worden. Als
de verschillen zo groot zijn dat de organismen geen
vruchtbare nakomelingen meer kunnen krijgen bijvoorbeeld
omdat ze niet meer met elkaar willen paren, dan zijn er
twee soorten ontstaan.
De vorm van dit bouwplan is bij verschillende dieren door
de natuurlijke selectie aangepast aan de functie.
Aanpassingen zijn bijvoorbeeld
1.het langer worden van sommige botten om snel te kunnen
lopen (paard)
2.het korter worden van botten om goed te kunnen graven
(mol)
3.het verdwijnen of vergroeien van botten om sneller te
kunnen lopen (paard)
tepels man
lichaamshaar
De 'hand ' van de walvis bestaat uit korte en dikke
botjes. De vorm is veranderd in een vin om mee te
zwemmen
De snelheid waarmee dat gebeurt is bekend (de helft is
omgezet in 6000 jaar) De hoeveelheid C14 is dus een maat
voor de ouderdom van een fossiel.
Gesteenten ouder dan 1 miljard jaar zijn zeldzaam. De
meeste bergen uit die tijd zijn al versleten en weer
veranderd in klei en zand.
Sommige onderzoekers denken dat de organische stoffen die
nodig zijn voor het ontstaan van leven afkomstig zijn van
meteorieten uit de ruimte.
Organismen die van eenvoudige (=anorganische) stoffen
ingewikkelde (=organische) stoffen kunnen maken noemt men
autotroof. De belangrijkste autotrofe organismen zijn de
groene planten. Ze maken met bladgroen en licht van
koolstofdioxide + water, suiker (en zetmeel) + zuurstof.
Dit proces is de fotosynthese Sommige bacteriën
(zoals de blauwwieren in het aquarium) hebben ook
fotosynthese .
De autotrofe organismen hebben gezorgd voor de zuurstof
in de lucht waardoor de atmosfeer geschikt werd voor
dieren.
Een paard en een ezel kunnen gekruist worden, waarbij een
muildier of een muilezel ontstaat (afhankelijk van wat de
moeder is). Maar de nakomelingen zijn niet vruchtbaar en
dus zijn paard en ezel volgens deze definitie twee
soorten.
Verschillende hondenrassen behoren wel tot dezelfde soort
omdat de nakomelingen van kruisingen wel vruchtbaar
zijn.
Voorbeeld:
Lamium album (witte dovenetel) en Lamium purpureum
(paarse dovenetel) lijken veel op elkaar, maar hebben
verschillende kleuren bloemen. Ze behoren tot hetzelfde
geslacht (Lamium), maar het zijn wel verschillende
soorten.
Voorbeeld:
Taraxacum officinale (gewone paardebloem), Sinapsis
arvensis (herik) en Viola arvensis (akkerviooltje) zijn
totaal verschilllende planten die zelfs tot verschillende
families behoren (kruisbloemigen en
viooltjesfamilie).
De tweede naam zegt dus niets over verwandschap van de
planten.
analoog: analoge organen zijn uit verschillende oervormen
ontstaan, maar ze zijn op elkaar gaan lijken omdat ze
dezelfde functie hebben.
divergentie (letterlijk "uit elkaar gaan"): Bij
divergentie zijn oorspronkelijk gelijke organen in
verschillende richtingen ontwikkeld doordat de functie
van de organen veranderde. Divergentie kan leiden tot
homologe organen.
convergentie (lettrelijk "samengfaan"): Niet-verwante
dieren hebben organen die sterk op elkaar lijken doordat
ze zich aan dezelfde milieuomstandigheden hebben
aangepast. Convergentie kan leiden tot analoge
organen.
b analoog
c analoog
Planten hebben cellen met chlorofyl, schimmels niet.
Planten hebben cellen met chlorofyl, dieren niet.
Planten zijn autotroof, dieren heterotroof.
Bij bacteriën zit het DNA niet in een celkern, het
zijn prokaryoten. De organismen uit de andere rijken
behoren bij de eukaryoten.
Bij bacteriën ontbreken ook andere celorganellen,
zoals bijvoorbeeld mitochondriën en
Golgi-systeem.
Virussen bestaan alleen uit DNA of RNA met een
eiwitmantel eromheen.