Eindterm subdomein B4
De kandidaat kan met behulp van de concepten homeostase, hormonale regulatie en neurale regulatie ten minste in contexten op het gebied van sport en voeding verklaren op welke wijze zelfregulatie bij eukaryoten verloopt en beargumenteren op welke wijze daarin stoornissen kunnen ontstaan en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt.
|
Subdomein B4.2
Je kunt in een context:
- de werking van een regelkring in het hormoonstelsel voorspellen;
- de werking van hormoonklieren en de specifieke werking van hun hormonen beschrijven en afleiden hoe de doelorganen daarop reageren;
- het verband beschrijven tussen hormonale regulatie en het handhaven van homeostase;
- de relatie tussen het hormoonstelsel en het zintuig-, spier- en zenuwstelsel toelichten.
Deelconcepten
hormoonklieren, hypofyse, hypothalamus, schildklier, nieren, bijnieren, ovaria, testes, eilandjes van Langerhans, exocrien, endocrien, doelwitorganen, receptor, hormoonconcentratie, insuline, glucagon, adrenaline, schildklierhormoon, spijsverteringshormonen, EPO.
|
Hormoonklieren |
Inhoud
animaties homeostase
Op
kunnen zoeken in Binas of
Biodata:
- functie
hormonen;
- bijbehorende
hormoonklier;
- doelwitorgaan;
- effect van het hormoon.
Hormoonproducerende organen (hormoonklieren)
- Zijn endocriene klieren
- Klieren zonder afvoerbui.
- Product wordt direct aan het bloed (inwendig milieu) afgegeven
- Exocriene klieren hebben wel een afvoerbuis.
- Geven product af aan uitwendig milieu.
- Bijvoorbeeld spijsverteringsklieren.
- hypofyse;
- Maakt o.a.
- ADH (antidiuretisch hormoon);
- FSH (follikelstimulerend hormoon);
- LH (luteïniserend hormoon);
- SSH (schildklier stimulerend hormoon;
- prolactine en oxytocine.
- schildklier;
- eilandjes
van Langerhans;
- nieren;
- EPO
- Bevordert de aanmaak van rode bloedcellen.
- bijnieren;
- ovaria (eierstokken);
- oestrogenen
(oestradiol en oestron)
- progesteron
- testes
(zaadballen);
- placenta
(moederkoek).
|
Hypothalamus |
Hypothalamus
- hypofyse - systeem
Hypothalamus
- Onderdeel
van het centrale zenuwstelsel.
- Heeft directe
verbinding met hypofyse.
- Twee typen
hormonen worden afgegeven.
- Zenuwcellen
in de hypothalamus geven hormonen af aan
het bloed (= neurosecretie).
- De
hormonen worden neurohormonen genoemd.
- Bepaalde
cellen produceren hormonen die direct naar
de hypofyse gaan.
- Releasing
hormonen
- Stimuleren
afgifte van bepaalde hormonen door
de hypofyse.
- Via
deze stoffen wordt de hypofyse gestimuleerd of geremd
(afhankelijk van de
concentratie).
- Reguleert
ook een aantal neurale processen.
bijvoorbeeld:
- bloeddruk;
- lichaamstemperatuur.
|
Hypofyse |
Hypofyse
- Hersenaanhangsel
- Ligt
onder de hypothalamus.
- Maakt
verschillende hormonen.
Enkele voorbeelden van hypofyse-hormonen
- FSH ( follikelstimulerend
hormoon)
- Stimuleert bij vrouw:
- groei
van follikel in ovaria;
- afgifte
van oestradiol door de
follikelcellen.
- Afgifte wordt geremd (negatieve feedback) door bepaalde concentratie oestradiol en progesteron.
- Stimuleert bij man:
- vorming
van spermacellen in de
testis (spermatogenese).
- Afgifte wordt geremd door testosteron.
- LH ( luteïniserend
hormoon)
- Stimuleert:
- ovulatie;
- vormingen
handhaving van het geel
lichaam.
- Afgifte
van testosteron door de
testes
- Afgifte wordt geremd door oestradiol, progesteron, testosteron.
- TSH ( thyreotroop
hormoon)
- Stimuleert:
- Afgifte wordt geremd door thyroxine.
|
Regeling glucoseconcentratie van het bloed |
Glucoseconcentratie
van het bloed (bloedsuikerspiegel)
- Moet zoveel
mogelijk constant blijven.
- Heeft direct
invloed op de osmotische waarde van het
bloed.
- Wordt
geregeld via hormonen uit de eilandjes van
Langerhans (in de alvleesklier).
- Lever en
skeletspieren zijn de doelwitorganen.
- Insuline
- Verlaging
van de glucoseconcentratie.
- O.i.v.
insuline wordt:
- glucose
opgenomen uit het bloed;
- glucose
omgezet in glycogeen.
- Glycogeen
wordt opgeslagen.
- Insuline
stimuleert ook de opname van glucose in
andere lichaamscellen.
- Glucagon
- Verhoging
van de glucoseconcentratie.
- O.i.v.
glucagon wordt:
- glycogeen
omgezet in glucose;
- glucose
afgegeven aan het bloed.
- Insuline
en glucagon werken als
antagonisten.
Regelkring
Glucosegehalte
in het bloed is te hoog.
- Alvleesklier
(eilandjes van Langerhans) registreert en produceert:
- meer
insuline;
- minder
glucagon.
- Insuline
komt via het bloed bij de lever en de
spieren.
- Glucose
wordt uit het bloed opgenomen.
- Opgeslagen
als glycogeen.
- Glucosegehalte
van het bloed wordt lager.
- Terugkoppeling
(negatieve feedback) op de alvleesklier -->
- minder
insuline;
- meer
glucagon.
- enzovoort
- Gevolg is
dat glucoseconcentratie schommelt rond een
bepaalde waarde (de norm).
|
Adrenaline |
Adrenaline
- Vluchthormoon/Stresshormoon.
- Wordt
gemaakt en opgeslagen in bijnier(merg);
- Komt vrij
als je lichaam plotseling in actie moet
komen'.
- Stimuleert processen t.b.v. dissimilatie.
- Maakt het mogelijkheid snel te reageren.
Bijvoorbeeld:
- bij schrik;
- in een angstige of spannende situatie;
- als je ineens
gaat rennen.
- Heeft zelfde
effect als orthosympatische
zenuwstelsel.
- Ondersteunt
in noodgevallen de werking
daarvan.
- Heeft (als
enige hormoon) een snelle en kortdurende
werking.
- Bevordert
omzetting van glycogeen in glucose.
- In
lever en skeletspieren (zelfde effect
als glucagon).
- Afgifte
van glucose door de lever.
- Stimuleert
hartactiviteit:
- toename slagfrequentie;
- toename
hartvolume.
- Stimuleert
bloedvatverwijding in de skeletspieren en
verhoogt spierspanning:
"Je staat te trillen op je
benen".
- Zorgt verder voor:
- verwijding
van de bronchiën;
- verwijden
pupillen ( "schrikogen").
- Bijniermerg
produceert nog een overeenkomstig hormoon: noradrenaline.
|
Schildklierhormoon |
Schildklier
- Vormt thyroxine.
- Stimuleert:
- dissimilatie van koolhydraten en vetten;
- eiwitsynthese: vorming van eiwitten voor groei en ontwikkeling;
- Remt de afgifte van SSH (schildklier stimulerend hormoon uit hypofyse).
- Voor vorming is jodium nodig.
- Joodgebrek heeft tot gevolg:
- dwerggroei;
- gewichtstoename;
- opgezette schildklier.
- Veroorzaakt door te hoge TSH-concentratie.
- Hypofyse wordt niet meer afgeremd.
|
Spijsverteringshormonen |
Spijsverteringshormonen
- Gemaakt door cellen in de maag- en darmwand.
- Beïnvloeden de afgifte van verteringssappen.
Voorbeelden:
- gastrine;
- Gemaakt in de maagwand.
- Als maagwand oprekt doordat er eten in de maag komt.
- Effecten:
- meer afgifte van maagsap (met veel HCl);
- sterkere samentrekkingen van de maagportier.
- Bevordert het legen van de maag.
- secretine;
- Gemaakt in de wand van de twaalfvingerige darm.
- Als zuurgraad lager wordt doordat de zure maaginhoud in de darm komt.
- Effecten:
- stimuleert de lever;
- Gaat meer gal produceren.
- stimuleert alvleesklier.
- Meer afgifte van NaHCO3.
- Neutraliseert de voedselbrij in de darm.
- cholecystokinine.
- Ook gemaakt in de wand van de twaalfvingerige darm.
- Effecten:
- stimuleert de galblaas tot afgifte van gal.
- alvleesklier tot afgifte van enzymen.
|