Samenvatting examenstof biologie (CE)
VWO
Centraal examen
B8.1 Energiestroom
Eindterm subdomein B8
De kandidaat kan met behulp van de concepten energiestroom, kringloop, dynamiek en evenwicht ten minste in contexten op het gebied van duurzaamheid verklaren op welke wijze ecosystemen zichzelf reguleren;
de kandidaat kan beargumenteren welke effecten op kunnen treden als zelfregulatie van ecosystemen en het systeem Aarde wordt verstoord, en kan beargumenteren met welke maatregelen de mens zelfregulatie van ecosystemen en het systeem Aarde kan beïnvloeden.
Subdomein B8.1
Je kunt in een context:
energiestromen in een ecosysteem beschrijven, toelichten welke factoren daarop van invloed zijn en uitleggen wat oorzaken en gevolgen zijn van verstoring;
modellen van energiestromen beschrijven en uitleggen welke processen en organismen daarin een rol spelen;
beargumenteren met welke maatregelen de mens energiestromen kan beïnvloeden.
Deelconcepten
producent, consument, reducent, trofische niveaus, foto- en chemo-autotroof, heterotroof, (an)organische stoffen, BPP, NPP, productiviteit, fossiele brandstof, biobrandstof, biomassa
producenten, consumenten, reducenten
P roducenten
(groene planten)
Autotrofe
organismen .
Leggen lichtenergie of chemische energie vast in organische stof (glucose).
Nemen daarvoor anorganische stoffen op uit het milieu.
Fotosynthese
Leggen lichtenergie vast in chemische energie (glucose)
Door planten en cyanobacteriën: foto-autotroof .
Chemosynthese
leggen energie uit oxidatie van organische stoffen vast.
Door autotrofe bacteriën: chemo-autotroof .
Zetten
glucose om in stikstofhoudende organische
stoffen (aminozuren/eiwitten).
Stikstofassimilatie
Voor het maken van aminozuren (eiwitten) moeten zouten uit de bodem opgenomen worden.
Zetten de door henzelf gevormde organische stoffen om in andere organische
stoffen.
Glucose
--> andere koolhydraten en
vetten .
Consumenten (dieren)
Heterotrofe
organismen.
Leven direct (planteneters) of indirect (vleeseters) van de organische stoffen die door planten gemaakt zijn.
Gebruiken de stoffen voor:
Dissimilatie
Groei --> nieuwe biomassa
Zetten daarbij opgenomen organische stoffen om in andere
organische stoffen.
Reducenten (bacteriën en schimmels)
Autotroof of
heterotroof
Breken dode
organische resten of dode organismen af tot
anorganische stoffen.
Energiestroom
Z on
is de belangrijkste energiebron op
aarde
Zonne-energie
wordt bij de fotosynthese vastgelegd in
glucose (chemische energie).
Door
foto-autotrofe organismen.
Glucose
wordt omgezet in andere organische
stoffen.
Bruto- en
netto primaire productie
De hoeveelheid door producenten geproduceerde organische stoffen wordt
uitgedrukt in biomassa .
Bruto
primaire productie (BPP)
Totale door planten gevormde biomassa
in een bepaalde tijdseenheid .
Niet alle
geproduceerde biomassa wordt vastgelegd in
het organisme .
Deel
wordt gebruikt voor de
dissimilatie .
Netto primaire
productie (NPP)
Bruto
primaire productie min de biomassa die
planten nodig hebben voor de dissimilatie.
Daarvan
kan de plant groeien (groei = biomassa
aanmaken) .
De toename van
biomassa is de productiviteit .
Wordt
uitgedrukt in (kilo)gram
drooggewicht .
Netto-primaire
productie komt beschikbaar voor de
volgende schakel (volgende trofische
niveau) in de voedselketen .
Voedselpiramide
Zonne-energie
wordt vastgelegd door planten (autotroof -
producenten) ---> toename biomassa .
Niet alle
biomassa uit het eerste trofische niveau komt
beschikbaar voor het volgende niveau .
Slechts
deel van de biomassa wordt in het volgende
niveau vastgelegd .
Bij
iedere stap in de voedselketen gaat
biomassa verloren doordat :
niet
alle delen van een organisme worden
gegeten.
een deel van wat gegeten wordt, niet verteerbaar is en wordt uitgepoept.
van de
opgenomen biomassa
een deel gebruikt wordt voor de
dissimilatie en dus "verloren" gaat.
Daarbij komt energie (gedeeltelijk ook in de vorm van warmte) vrij.
Zo
ontstaat een piramide van biomassa .
Een
hoger trofisch niveau heeft altijd een lagere
energetische waarde dan het vorige
niveau --> minder biomassa .
Beïnvloeding mens op energiestromen
Energiebronnen raken uitgeput
Door toename wereldbevolking en manier van leven.
toename welvaart;
energiegebruik voor voedselproductie;
toename mobiliteit (verkeer, vliegen);
toename industrie.
Mogelijke maatregelen
duurzame energie gebruiken;
beperking bevolkingsgroei;
zuiniger maken van apparaten, auto's en vliegtuigen;
warmte-isolatie van huizen en platenkassen;
recycling van afval.
Hergebruik van grondstoffen.
©
2017 scholte/marree-bioplek.org