De kandidaat kan met behulp van de concepten voedselrelatie en interactie met (a)biotische factoren ten minste in contexten op het gebied van duurzaamheid en voedselproductie benoemen welke relaties tussen populaties en ecosystemen bestaan en beargumenteren op welke wijze vraagstukken die daar betrekking op hebben, kunnen worden benaderd.
Subdomein D5.1 Voedselrelatie
Je kunt in een context:
voedselrelaties tussen organismen beschrijven;
relaties in een voedselketen benoemen;
in een voedselweb voedselketens herkennen;
de accumulatie van giftige stoffen in een voedselketen uitleggen.
Alleseters
behoren tot verschillende trofische niveaus.
Voedselketen wordt als volgt weergegeven:
producent
--> consument 1e orde -->
consument 2e orde
voorbeeld
roos --> bladluis --> lieveheersbeestje
--> koolmees --> sperwer
(Let op de richting van de pijl = richting
van de energiestroom.)
Bij
iedere stap in de voedselketen gaat
energie verloren (zie ook B8.1)
Een
hoger trofisch niveau heeft altijd een lagere
energetische waarde dan het vorige
niveau --> minder biomassa.
Daardoor is het aantal schakels in een voedselketen beperkt.
Accumulatie
Opeenhoping van schadelijke stoffen in een voedselketen.
Ontstaat door:
gebruik van bepaalde niet of slecht afbreekbare (persistente) bestrijdingsmiddelen;
zware metalen in bodem en grondwater.
De gifstoffen blijven lang in het milieu aanwezig.
De gifstoffen komen in de planten terecht.
Planteneters eten die planten.
Dier eet vele malen zijn eigen lichaamsgewicht tijdens zijn leven.
Meeste voedsel wordt verbrand (dissimilatie).
De gifstoffen worden niet uitgescheiden.
Worden opgeslagen.
Meestal in vet.
Gevolg: de concentratie
gifstoffen in zijn lichaam neemt toe.
Een kilo gras bevat daardoor minder gif dan een kilo koe.
Consumenten eten weer de dieren die de hogere concentratie gifstoffen in hun lichaam hebben.
Vooral probleem voor dieren aan het eind van de voedselketen..
Bij ieder volgende stap in de voedselketen hebben de dieren een hogere concentratie van het gif in zich.
Relaties
Relaties tussen organismen
Relaties
tussen individuen van één
soort
Concurrentie (competitie) om:
leefgebied
(territorium);
voedsel;
zonlicht (bij planten).
Voortplantingsrelatie (voortbestaan van de soort)
Paarvorming.
Relaties
tussen soorten
Concurrentie (competitie)
om:
voedsel.
Als soorten van hetzelfde voedsel afhankelijk zijn.
territorium.
Bijvoorbeeld:
concurrentie om nestgelegenheid.
Voedselrelatie
Predatie.
Doden van dieren voor voedsel.
Het dier dat een ander dier eet, heet een predator.
Het dier dat gegeten wordt, is de prooi.
Voortplantingsrelatie
Insectenbloemen zijn afhankelijk van dieren voor de verspreiding van stuifmeel.