Eindterm
De kandidaat kan met behulp van het concept levenscyclus ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voedselproductie benoemen op welke wijze de ontwikkeling van organismen verloopt, verklaren op welke wijze verstoringen van de ontwikkeling ontstaan en beargumenteren op welke wijze deze kunnen worden voorkomen of worden aangepakt.
Mogelijke uitwerking van de eindterm
De kandidaat kan in contexten bijvoorbeeld:
-
de levenscycli van planten, insecten en zoogdieren in globale termen beschrijven;
-
de fases in de ontwikkeling van zygote tot aan de geboorte van een baby herkennen;
-
de invloed van voeding, gebruik van genotmiddelen en van stress op de prenatale ontwikkeling toelichten;
-
een relatie leggen tussen inwendige en uitwendige factoren en de lichamelijke ontwikkeling van een mens gedurende zijn levensloop;
-
de invloed van (a-)biotische factoren op de ontwikkeling van gewassen toelichten.
Mogelijke deelconcepten
Geslachtscellen, bevruchting, zaad, kiem, ei, larve, pop, imago, volledige en onvolledige metamorfose, morula, blastula, amnion, chorion, embryo, foetus, placenta, vruchtwater,
navelstreng, aangeboren afwijking, erfelijke ziekte, (oorzaken van) kanker, preventie.
Voorbeeldcontexten