VWO
examenprogramma biologie
vanaf 2016
Vereiste kennis van scheikunde en natuurkunde
In dit deel wordt aangegeven wat bekend verondersteld wordt uit andere vakken, te weten
scheikunde en natuurkunde.
Deze ‘nevenkennis’ kan leerstof uit de onderbouw of uit de bovenbouw betreffen. Het gaat dan om onderdelen die nodig kunnen zijn bij de bevraging van het CE-deel van het examenprogramma, maar die niet expliciet in de specificaties vermeld worden. Deze nevenkennis kan dan ook altijd aan de specificaties gerelateerd worden.
Scheikunde
- Begrippen:
- atoom, molecuul, ion, proton
- atoommassa
- molecuulformule, structuurformule reagentia
- reactievergelijking, evenwichtsreacties, katalysator
- water- of vetoplosbaar (hydrofiel, hydrofoob), verzadiging
- zuren en basen, pH, indicatoren
- reductor en oxidator
- aminozuren, eiwitten, peptidebinding
- vetten, glycerol, (on)verzadigde vetzuren
- koolhydraten: mono-, di- en polysachariden waterstof- en zwavelbruggen
- methaan, alcohol (ethanol).
- Namen en formules van de volgende stoffen:
- calcium
- ijzer
- kalium
- koolstofdioxide
magnesium
- natriumchloride
- stikstof
- water.
- Grootheden en eenheden:
- concentratie (mol/L of g/L)
- massapercentage
- volumepercentage
- ppm.
Natuurkunde
- Begrippen:
- massa, dichtheid, gewicht
- vaste, vloeibare en gasvormige fase
- snelheden, frequenties
- vormen van energie
- (radioactieve) isotopen, halveringstijd
- elektromagnetisch spectrum.
|