[home][inhoud][inhoud bovenbouw][inhoud practicum][links]  

 

 

Practicum Cellen en weefsels - opdrachten

havo - tweede fase

domein B2

streep groen

Inhoud

 

  1. Cellen van Planten

  2. Cellen en weefsels van de mens

  3. Stengel

  4. Mitose in een worteltop

  5. Diktegroei bij planten

  

 

 

1 Cellen van planten

 

Welke celorganellen komen bij verschillende typen plantencellen voor en wat is de functie van die celorganellen?
Je moet bekijken:
cellen van een mosblaadje
opperhuidcellen van een blad en een huidmondje
opperhuidcellen van een rode ui
opperhuidcellen van een rode of gele vrucht
cellen van de zaadlob van een bruine boon (vulweefselcellen)

Cellen van één organisme zien er niet allemaal hetzelfde uit. Ze ontstaan uit cellen die zich kunnen delen (deelweefsel of meristeem). Na de groei van de cel gaan de cellen zich specialiseren, dat wil zeggen dat de vorm en de inhoud worden aangepast aan de functie die de cel krijgt. Daardoor kunnen oudere cellen behoorlijk van elkaar verschillen.

Biologie Actief § 12.9 (omgaan met de microscoop)
Techniek - microscoop 11.1 (maken dunne coupe)
Techniek - microscoop 11.2 (kleuren preparaat)
Techniek - microscoop 11.3 (overzichtstekening en detailtekening)

Biologie in Beeld (fotoboek)
Binas informatieboek (79B en 81B) of Biodata (3.1)
Theorieboek

Op Bioplek:
huidmondjes

blaadje mos

Maak een preparaat van een blaadje in water.
Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk wat je ziet en maak een detailtekening van het preparaat.
Je moet in ieder geval de volgende onderdelen waargenomen hebben: celwand en bladgroenkorrels (chlorofylkorrels)

opperhuid van een blad met huidmondjes)

Maak een preparaat in water van de opperhuid die aan de onderkant van het blad zit
(zie
Techniek - gaswisseling plant 1.5).
Geschikt zijn bladeren van: liguster, Oost-Indische kers, fuchsia, prei.

Maak een detailtekening van een huidmondje met enkele opperhuidcellen.
Zoek op hoe de
huidmondjes werken.
Onder welke omstandigheden (licht, donker) zijn ze over het algemeen open/dicht ?

opperhuid van een rode ui

De rode kleur van deze opperhuid wordt veroorzaakt door een rode kleurstof (anthocyaan) in de vacuole. Maak een preparaat van het rode vlies in water. Bestudeer de rode cellen (Let op: door het lostrekken van het vliesje gaan veel cellen kapot en lopen leeg, die moet je niet bestuderen).

Let goed op de ligging van de vacuole.
Wanneer je het water vervangt door een 1.5% KNO3- oplossing (kaliumnitraat), wordt de vacuole kleiner doordat er water de cel uitgaat. Je kunt dan rondom de vacuole een dunne laag cytoplasma waarnemen.
Beschrijf wat je ziet en maak een detailtekening.

zaadlob van een bruine boon

De zaadlob van de bruine boon bestaat uit vulweefsel. De taak van het weefsel is hier: opslaan van voedsel. Maak een aantal zeer dunne coupes van een zaadlob van een bruine boon. De dunste coupes leg je in een horlogeglas met een verdunde jodiumoplossing. Door de jodium kleuren de zetmeelkorrels die in de cellen zitten paars. Kies enkele dunne coupes uit en maak een preparaat.

Bestudeer het preparaat. Let op de vorm van de cellen en de zogenaamde intercellulaire ruimte (letterlijk: ruimtes tussen de cellen).
De celwand van deze cellen is relatief dik. In de celwand zijn meestal ook dunne plekken waar te nemen, de stippels.
In de cellen zijn de zetmeelkorrels te zien.
Beschrijf het preparaat en maak detailtekeningen.

gele of rode vrucht

Sommige celstructuren vallen snel uit elkaar in water. Gebruik van KNO3 voorkomt dat.
Maak een preparaat in 1,5% KNO3-oplossing van een dunne coupe van de huid van een vrucht.
Geschikt zijn: paprika, rozenbottel, bes van vuurdoorn, rijpe tomaat.

Bestudeer het preparaat, beschrijf en maak een detailtekening.
In deze cellen zijn chromoplasten waar te nemen. In tegenstelling tot de opgeloste kleurstof anthocyaan, zitten deze chromoplasten in het cytoplasma.  

Verslag

Titel (waarin duidelijk wordt waar de opdracht en over gaan).

Resultaten

  • tekeningen en beschrijvingen

    De werkwijze mag bij dit verslag weggelaten worden.

    Nabespreking

  • Kijk naar de probleemstelling en geef duidelijk aan wat je in dat verband te weten gekomen bent (d.i. de conclusie).

  • Vermeld de naam en de taak van de weefsels waartoe de onderzochte cellen  behoren.
  • Let op: geef alles in je eigen woorden weer. Schrijf niets over uit een boek of uit internetbronnen.

 

 

2 Cellen en weefsels van de mens

 

Wat zijn de verschillen tussen dekweefsel (epitheel) en steunweefsel (beenweefsel) van de mens?

Dierlijke (menselijke) cellen zijn vaak moeilijker te bestuderen doordat ze geen celwand hebben en daardoor een minder duidelijke vorm dan plantencellen.

 

Biologie Actief § 12.9 (omgaan met de microscoop)
Techniek - microscoop 11.1 (maken dunne coupe)
Techniek - microscoop 11.2 (kleuren preparaat)
Techniek - microscoop 11.3 (overzichtstekening en detailtekening)

Biologie in Beeld (fotoboek)
Binas informatieboek of Biodata
Theorieboek

wangslijmvlies

Alle organen die met de buitenlucht in verbinding staan hebben dekweefsel als grenslaag. Bij dieren (en mensen) wordt dit epitheel genoemd. Het wangslijmvlies is zo'n epitheellaag. De cellen van het wangslijmvlies raken meestal heel makkelijk los door er langs te schrapen.
Je kunt daardoor wel de losse cellen goed bestuderen maar niet meer goed zien hoe ze met elkaar in verband staan. Voor dat laatste moet je een schoolpreparaat van de luchtpijp gebruiken. Daar is o.a.trilhaarepitheel in te zien.

Strijk met een spatel of een plat plastic lepeltje langs de binnenkant van je wang en wrijf het slijm uit op een objectglas. Herhaal dit enkele malen en voeg dan een druppel jodiumoplossing of methyleenblauw toe.
Zoek enkele cellen doe mooi plat liggen, liefst enkele die nog aan elkaar zitten.
Beschrijf de cellen en maak een detailtekening. Ga na wat de belangrijkste verschillen zijn met de dekweefselcellen (opperhuid) van planten.

Bekijk een preparaat van de luchtpijp. Teken een klein stukje van het epitheel.

beenweefsel

Beenweefsel is een steunweefsel. Andere steunweefsel bij dieren zijn: kraakbeen en bindweefsel). Steunweefsels zorgen voor de stevigheid (bijvoorbeeld in het skelet en tussen de organen). Bij de steunweefsels van dieren liggen de cellen niet tegen elkaar aan, doordat er tussen de cellen tussencelstof is gevormd. Deze tussencelstof is bepalend voor de eigenschappen van het steunweefsels. In alle gevallen bevat de tussencelstof vezels die uit moleculen van een eiwit (collageen) bestaan.

Beenweefsel is harder dan kraakbeenweefsel en bindweefsel doordat in de tussencelstof weinig water zit en bovendien veel calcium (kalk) afgezet wordt.

Bekijk een preparaat van beenweefsel en maak een detailtekenining van de rangschikking van de cellen.
Geef in deze tekening aan waar de cellen zitten of gezeten hebben en waar de tussencelstof zit.
De beencellen blijven via fijne kanaaltjes in de tussencelstof met elkaar en met een bloedvat verbonden.

Verslag

Titel (waarin duidelijk wordt waar de opdracht en over gaan).

Resultaten

  • tekeningen en beschrijvingen

    De werkwijze mag bij dit verslag weggelaten worden.

    Nabespreking

  • Kijk naar de probleemstelling en geef duidelijk aan wat je in dat verband te weten gekomen bent (d.i. de conclusie).

  • Vermeld de taak van de weefsels waartoe de onderzochte cellen  behoren.
    Leg verband tussen de bouw van de weefsels en die taak.

  • Let op: geef alles in je eigen woorden weer. Schrijf niets over uit een boek of uit internetbronnen.

 

3 Stengel

 

Welke weefsels komen in een stengel voor en hoe zijn die weefsels gerangschikt?

Cellen van één organisme zien er niet allemaal hetzelfde uit. Ze ontstaan uit cellen die zich kunnen delen (deelweefsel of meristeem). Na de groei van de cel gaan de cellen zich specialiseren, dat wil zeggen dat de vorm en de inhoud worden aangepast aan de functie die de cel krijgt. Daardoor kunnen oudere cellen behoorlijk van elkaar verschillen.

 

Theorieboek (microscoop)
Techniek - microscoop 11.3 (overzichtstekening en detailtekening)

Biologie in Beeld (fotoboek)
Binas informatieboek (79B en 81B) of Biodata (3.1)
Theorieboek

Op Bioplek:
Vaatbundel

dwarsdoorsnede stengel

Je hoeft de doorsnede niet zelf te maken. Er zijn gekleurde preparaten beschikbaar van: boterbloem, pijpbloem (Aristolochia) en maïs.

Bestudeer een dwarsdoorsnede van een stengel. Zoek op waar opperhuid, vulweefsel, steunweefsel, houtvaten, bastvaten en cambium (niet bij maïs) zitten.

Maak een overzichtstekening waarin duidelijk worden waar de verschillende weefsels zitten (NB. in een overzichtstekening wordt alleen zo nauwkeurig mogelijk de grenzen van de weefsels aangegeven, dus geen cellen tekenen!).

Zoek op wat de taken van de verschillende weefsels zijn. Voor informatie zie Vaatbundel

Verslag

Titel (waarin duidelijk wordt waar de opdracht over gaat).

Werkwijze mag bij dit verslag weggelaten worden.

Resultaten

  • tekeningen en beschrijvingen

    Nabespreking

  • Kijk naar de probleemstelling en geef duidelijk aan wat je in dat verband te weten gekomen bent (d.i. de conclusie).

  • Vermeld de taak van de weefsels.
    Leg verband tussen de bouw van de weefsels en die taak.

  • Let op: geef alles in je eigen woorden weer. Schrijf niets over uit een boek of uit internetbronnen.

 

4. Mitose in de worteltop van een ui

Je gaat onderzoeken:

  • waar in een worteltop celdelingen plaatsvinden.
  • waar in een worteltop de celstrekking plaatsvindt.
  • wat er verandert aan de cel bij de celstrekking.
  • welke stadia van de mitose in de worteltop waar te nemen zijn.

Gebruik een gekleurd handelspreparaat met een lengtedoorsnede van de worteltop van een ui.

Techniek - microscoop 11.3 (overzichtstekening en detailtekening)

Biologieboek: theorie over de mitose
Binas 75B of Biodata 3.9 en 6.5

mitose in de worteltop
Animatie mitose
afbeelding mitose

  • Bekijk met de zwakste vergroting de worteltop.
    Het gebied waar de cellen nog klein zijn en geen celstrekking heeft plaatsgevonden is goed zicht baar door de grote, donker gekleurde kernen.
  • Maak een schematische tekening van de worteltop en geef de zones aan waarin celdeling en celstrekking plaatsvinden.
  • Zoek met de vergroting 100x naar verschillende stadia van de mitose.
    Maak bij de sterkste vergroting (400x) detailtekeningen van tenminste 3 fasen van de mitose (interfase of profase, metafase en anafase).

Verslag

Titel (waarin duidelijk wordt waar de opdracht en over gaan).

De werkwijze mag bij dit verslag weggelaten worden.

Resultaten

  • tekeningen en beschrijvingen

    Nabespreking

  • conclusie: antwoorden op de in het doel gestelde vragen.

  • beschrijving van de mitoseen de functie van de mitose

  • Let op: geef alles in je eigen woorden weer. Schrijf niets over uit een boek of uit internetbronnen.

 

5. Diktegroei bij planten

Je gaat onderzoeken:

  • waar in de stengel de diktegroei plaatsvindt.
  • welk weefsel voor de diktegroei zorgt en hoe de cellen van dat weefsel eruit zien.
  • waar dat weefsel in de stengel zit.

Gebruik een gekleurd handelspreparaat met een dwarsdoorsnede van de stengel van een linde of pijpbloem.

Techniek - microscoop 11.3 (overzichtstekening en detailtekening)

Biologie in Beeld (fotoboek)
Biologieboek: theorie over de secundaire diktegroei.
Biodata 6.57

Op Bioplek:
Vaatbundel

  • Bekijk de dwarsdoorsnede bij verschillende vergrotingen.
    Zoek de namen van de verschillende weefsels op.
  • Maak een schematische tekening van de stengel en geef de verschillende weefsels aan.
  • Bekijk met de grootste vergroting de cellen van het cambium.
    Maak een detailtekening.

Verslag

Titel (waarin duidelijk wordt waar de opdracht en over gaan).

De werkwijze mag bij dit verslag weggelaten worden.

Resultaten

  • tekeningen en beschrijvingen

    Nabespreking

  • conclusie: antwoorden op de in het doel gestelde vragen.

  • korte beschrijving van de diktegroei.

  • Let op: geef alles in je eigen woorden weer. Schrijf niets over uit een boek of uit internetbronnen.


 
©scholte/marree2000 (herzien 2015)