[home] [inhoud animaties bovenbouw] [inhoud onderbouw] 

 


(koolwaterstoffen)

Belangrijkste voorbeelden:

suikers, zetmeel, cellulose

Functies in levende wezens:

  1. suikers vooral brandstof
  2. zetmeel vooral reserve(brandstof)
  3. cellulose bouwstof van celwanden van planten 


    glucose


    Glucose (=druivensuiker) wordt in bladgroenkorrels gemaakt van koolstofdioxide en water.
    Planten maken van glucose als basisstof alle andere organische stoffen die voor levende wezens noodzakelijk zijn.

     

     

    Levende cellen hebben energie nodig om arbeid te verrichten. Die energie zit opgeslagen in grote moleculen die door planten met behulp van de zon gemaakt zijn. Als die grote moleculen afgebroken worden, komt die energie vrij.
    Afbraak van grote moleculen om energie vrij te maken noemt men verbranding.
    De belangrijkste brandstof in levende cellen is glucose.


     

    De fotosynthese


    Alleen groene planten kunnen van koolstofdioxide en water glucose maken.
    Ze doen dat met behulp van zonne-energie.
    De zonne-energie wordt opgeslagen in de glucosemoleculen.
    Het maken van glucose door groene planten noemt men fotsynthese.


    Koolstofdioxide+water+zonlicht -----> glucose + zuurstof

     

    De verbranding


    Levende cellen hebben energie nodig.
    Cellen krijgen energie door langzaam (zonder teveel warmte) glucose af tebreken.
    Afbreken van grote moleculenn om er energie uit te halen noemt men verbranding.

    glucose+zuurstof ---> koolstofdioxide + water + energie

    Alle levende wezens hebben glucose nodig om aan energie te komen.|
    Alleen groene planten kunnen glucose maken. Planten maken hun eigen voedsel!!
    Dieren en mensen moeten glucose eten!!
    Mensen en dieren kunnen niet zonder groene planten.

    Suikers lossen goed op en kunnen met enige moeite door de celmenbranen de cel in en uit.

    zetmeel

    Zetmeel bestaat uit een ketting van glucosemoleculen.
    Zetmeelmoleculen kunnen nooit door membranen. Ze moeten eerst afgebroken worden tot maltose en glucose.

    Zetmeel lost niet (of zeer slecht op in water). Daardoor heeft het geen osmotische waarde en is het zeer geschikt als reservevoedsel.
    In dieren zit een iest ander soort zetmeel dat glycogeen genoemd wordt. Het is een belangrijke reservestof die in de spieren en de lever bewaard wordt

    Cellulose bestaat net als zetmeel uit een ketting van glucosemoleculen, in dit geval echter een ander type glucose.
    Mensen kunnen cellulose niet in hun spijsverteringskanaal afbreken tot suiker. We kunnen cellulose dus niet als voedsel gebruiken.

    Celwanden van planten bestaan voor een belangrijk deel uit cellulose.

    Papier, linnen, katoen zijn gemaakt van zulke celwanden.


    Koolhydraten en spijsvertering

    Meestal eten wij koolhydraten in de vorm van zetmeel.
    Zet meel is niet oplosbaar en kan niet door de membranen van de cellen.
    Daarom moet zetmeel in ons spijsverteringskanaal verteerd worden.

    Verteren van zetmeel is zetmeel afbreken tot glucose.

    Glucose wordt opgelost in het bloed naar de cellen vervoerd.

    Zetmeel wordt verteerd door speeksel en alvleessap.

    Ga voor vedere uitleg naar deze animatie.