Inleiding
De Fluorometer meet de fluorescentie die ontstaat als elektronen na aangeslagen te zijn door
zonlicht, terugvallen tot de grondtoestand. Zo kan, indirect, de efficiëntie
van het elektronentransport van fotosysteem I naar fotosysteem II worden
bepaald en dus de efficiëntie van de fotosynthese.
Des te minder elektronen terugvallen, des te kleiner de fluorescentie, des te efficiënter is de fotosynthese.
Als relatieve maat voor het fotosynthetisch vermogen van een plant kan de Yield (Y) worden gebruikt.
Hoe groter de yield
hoe beter de fotosynthese verloopt. Er is
dan relatief weinig fluorescentie.
Fluorometer --> techniekkaart 10.6
Meer achtergrond informatie --> techniekkaart 2.9.1
Bij het bepalen van de yield worden twee metingen verricht: