1
gram glucose bevat ongeveer 2 keer zoveel
moleculen als 1 gram sacharose.
Een
sacharosemolecuul
(C12H22O11) is
bijna 2 x zo zwaar als een glucosemolecuul
(C6H12O6)
Voor
veel experimenten is het van belang dat het
aantal moleculen in twee verschillende
oplossingen gelijk is (denk aan
osmoseproeven).
In
dat geval heb je niets aan gewichtsprocenten,
maar moet je molaire oplossingen
gebruiken.
Een
oplossing van 1 molair bevat altijd 6.02 x 1023
moleculen per liter!!
1
molair glucose heeft dus dezelfde osmotische
waarde als 1 molair sacharose.
Let
op!! De osmotische waarde van 1 molair zout is 2
x de osmotische waarde van 1 molair glucose
omdat zouten in water in twee stukken (ionen)
uiteen vallen .
Voorbeeld:
Het
maken van een oplossing van 1 molair
glucose.
Zoek
in het periodieksyteem (Binas blz.228) de
atoommassa van C, H en O atomen
Atoommassa
C = 12.01
Atoommassa
H = 1.008
Atoommassa
0 = 16.00
Berken
de molecuulmassa (molaire massa) van glucose
6
x 12.01 + 12 x 1.008 + 6 x 16.00 =
180
Weeg
nauwkeurig 180 gram glucose af en los dit op in
water,
Vul
de oplossing aan tot een liter.
Handig:
De
molaire massa's van een groot aantal
anorganische stoffen staan in Binas tabel 41
blz. 84
De
molaire massa's + de osmotische waarden van
suiker- en andere oplossingen staan
in
Binas tabel 77 kolom 2.
In
kolom staat het aantal grammen per 100 ml nodig
om 1 molair oplossing te krijgen!
Gebruik eventueel de excelprogramma's
"oplossingen"
en "verdunning"
(Deze files openen met Excel)