[home][inhoud][inhoud bovenbouw][inhoud practicum][links]  

 

Practicum Cellen en weefsels

havo - tweede fase

domein B2en C3 (gedeeltelijk)


Tijdsduur 4 blokuren

Tekeningen en verslagen mogen altijd (tot uiterlijk één week voor de definitieve inleverdatum) tussendoor ingeleverd worden voor voorlopig commentaar.

Gemiste lessen moeten in overleg met de TOA ingehaald worden. Het is niet toegestaan resultaten van anderen over te nemen.

Doelen

Na afloop van dit practicum moet je:

  • De met een lichtmicroscoop waarneembare celorganellen van plantaardige en dierlijke cellen kunnen herkennen en de taak daarvan weten.
  • De verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen kunnen noemen.
  • De bestudeerde weefsels kunnen herkennen, beschrijven, de taak van de weefsels weten en het verband tussen bouw en functie kunnen beschrijven..
Opdrachten
  1. Vergelijken van plantencellen: blaadje mos, opperhuid van een blad met huidmondjes, vruchtvlees van tomaat of paprika, zaadlob van een bruine boon, opperhuid van een rode ui.
  2. Cellen/weefsels van de mens: dekweefsel, steunweefsel (beenweefsel)
  3. Dwarsdoorsnede van een stengel van een plant: opperhuid, steunweefsel, vulweefsel, houtvaten en bastvaten.
  4. Celdeling in een worteltop

    De volgorde waarin je deze opdrachten afwerkt ,is niet belangrijk.
    Maak direct nadat je een opdracht af hebt het verslag

    extra (voor doubleurs):

  5. Diktegroei bij planten

 

Opmerkingen over het gebruik van de microscoop (zie leerboek)

  1. Begin altijd met de zwakste vergroting; het kortste objectief.
  2. Draai de tubus nooit naar beneden terwijl je door de microscoop kijkt.
  3. Als je scherp gesteld hebt met de zwakste vergroting kan een sterker objectief gekozen worden. Scherpstellen is dan bijna niet meer nodig.
  4. 4 Raak de lenzen niet met je vingers aan.
  5. Maak de lenzen niet zelf schoon.

Tekeningen (zie Techniek - microscoop 11.3 en leerboek)

  1. Teken nauwkeurig met potlood op blanco papier.
  2. Teken groot 1 cel minsten 5 cm.
  3. Teken meteen in het net. Niet eerst een kladje maken om thuis netjes over te maken, de tekeningen  worden dan altijd te schematisch.
  4. Zet boven de tekening opschrift en vergroting.
  5. Zet verwijsstreepjes, geen pijltjes, met potlood.
  6. Teken nauwkeurig wat je ziet.
    Let goed op details!

Beschrijvingen
Beschrijf zo goed mogelijk wat je te zien krijgt, vooral zaken die slecht in de tekeningen weer te geven zijn.

Verslag

Per opdracht wordt 1 verslag gemaakt met de volgende hoofdstukken :

Titel (waarin duidelijk wordt waar de opdracht over gaat)

Doel van het onderzoek (dit kun je overnemen van de opdrachtkaart)

De werkwijze mag bij dit verslag weggelaten worden.

Resultaten

  • tekeningen en beschrijvingen

Nabespreking

  • Kijk naar de probleemstelling en geef duidelijk aan wat je in dat verband te weten gekomen bent (d.i. de conclusie).
    Controleer of de gevonden gegevens overeenkomen met wat bekend is. Zo niet noteer dan wat er anders is.
  • Geef de taken van de celonderdelen die je te bekeken heb. Kom je de
    onderdelen vaker tegen dan verwijzen naar vorig verslag (bladzijde vermelden!)
  • Vermeld de taak van de weefsels waartoe de onderzochte cellen behoren.
  • Let op: geef alles in je eigen woorden weer. Schrijf niets over uit een boek of uit internetbronnen.
 

©scholte/marree2000