Samenvatting examenstof biologie - VMBO - TL en GL
exameneenheid K11
Reageren op prikkels
Zenuwen, zintuigen en hormonen1. Zenuwstelsel
Centraal examen
ZenuwstelselJe moet de delen van het zenuwstelsel in afbeeldingen kunnen aanwijzen.
Zie Centraal zenuwstelselZenuwstelsel - zenuwcellen - ruggenmerg - hersenen - reflexen
Centraal zenuwstelsel
- Grote hersenen
- Bevatten:
- schakelcellen;
- Zorgen voor de verbindingen tussen de verschillende onderdelen.
- cellichamen van bewegingszenuwen;
- cellichamen van gevoelszenuwencellen.
- Functies
- Bewustzijn.
- Nadenken, onthouden.
- Verwerking van waarnemingen.
- Informatie van de zintuigen komt aan via uitlopers van gevoelszenuwen.
- Bewuste bewegingen.
- Vanuit de grote hersenen gaan via bewegingszenuwen opdrachten naar spieren.
- Kleine hersenen
- Zorgen voorgoede samenwerking (coördinatie) van de spieren.
- Hersenstam
- Verbinding tussen hersenen en ruggenmerg.
- Belangrijk voor regeling van onbewuste processen.
Onder andere:
- regeling van de ademhaling.
- regeling hartslag.
- Aantal reflexen in hoofd en hals verlopen via hersenstam.
Onder andere:- Ruggenmerg
- Zit In het wervelkanaal.
- Wordt beschermd door de wervels (wervelkolom).
- Verbinding tussen hersenen en de organen .
- Reflexen (vanaf de hals) verlopen via ruggenmerg.
ZenuwcellenZenuwcel
- Zenuwcel bestaat uit:
- cellichaam
- Hierin zit de kern.
- Zitten in (of vlak bij) het centrale zenuwstelsel.
- uitlopers
- Via de uitlopers verlopen impulsen.
- Impulsen zijn elektrische stroompjes.
- Verbinden zintuigen en spieren met het centrale zenuwstelsel.
Typen zenuwcellen
- Schakelcellen
- Zitten (vrijwel alleen) in het centrale zenuwstelsel.
- Zowel de cellichamen als de uitlopers.
- Ze verzorgen de verbindingen tussen de verschillende zenuwcellen.
- Gevoelszenuwcellen (sensorische zenuwcellen)
- Geven informatie uit de zintuigen (via impulsen) door aan het centrale zenuwstelsel.
- Ze geven de impulsen door aan schakelcellen.
- De cellichamen zitten net buiten het ruggenmerg.
- Bewegingszenuwcellen (motorische zenuwcellen)
- Ze sturen de spieren aan.
- Ontvangen impulsen van schakelcellen in het centrale zenuwstelsel.
- Geven de impulsen door aan de spieren.
- De cellichamen zitten in het centrale zenuwstelsel (ruggenmerg en hersenen).
Zenuwen
- Hierin zitten de uitlopers van de bewegingszenuwcellen en de gevoelszenuwcellen.
- Ze vormen de verbinding tussen:
- zintuigen en centrale zenuwstelsel
en- centrale zenuwstelsel en spieren en andere organen.
ReflexenReflex
- Snelle (automatische) reactie op een bepaalde prikkel.
- Treedt onbewust op.
- Verloopt snel.
- Verloop reflex (klik op reflexen)
- Zintuig wordt geprikkeld.
- Via de gevoelszenuw gaat de impuls naar het centrale zenuwstelsel.
- Via schakelcellen wordt de impuls direct doorgeschakeld naar de bewegingszenuw.
- Voor reflexen die via het ruggenmerg verlopen zijn de hersenen niet nodig.
Voorbeelden
- Kniepeesreflex.
- Strekreflex.
- Terugtrekreflex.
- Bepaalde reflexen van je hoofd verlopen wel via de hersenen (maar ook onbewust).
- Reflexen zijn belangrijk:
- bij lichaamshouding;
- als bescherming;
- Snelle reactie op gevaarlijke situatie.
Bijvoorbeeld als je per ongeluk iets heets aanraakt (terugtrekreflex).- bij bewegingen.
- Coördinatie van spieren.
- Bijvoorbeeld bij lopen en fietsen.