[home] [inhoud animaties bovenbouw] [inhoud onderbouw]
 

Samenvatting examenstof biologie - VMBO - TL en GL

exameneenheid K9

Het lichaam in stand houden:
voeding en
genotmiddelen, energie, transport en uitscheiding

3. Ademhaling

Centraal examen

Bouw en functie ademhalingsorganen

Je moet de delen van het ademhalingsstelsel ook in afbeeldingen kunnen aanwijzen.
Zie:
Organen borstholte
Bouw longen

Functie onderdelen

Lucht gaat naar de longen via:

  • mondholte of neusholte.
    • Ademen via neusholte is beter.
      • Neusslijmvlies maakt lucht vochtig en warm.
      • Neushaartjes filteren de lucht.
        • Halen stofdeeltjes er uit.
      • Je kunt schadelijke gassen ruiken.
  • keel.
    • Hier zitten huig en strotklepje
      • Belangrijk bij het slikken.
        • Huig sluit dan de neusholte af.
        • Strotklepje sluit dan de luchtpijp af.
  • luchtpijp.
    • Wordt open gehouden door kraakbeenringen.
    • Luchtpijp en bronchiën zijn bekleed met slijmvlies met trilharen.
      • Aan slijm blijven stofdeeltjes kleven.
      • Door beweging van de trilhaartjes komt het slijm met vuil in de keelholte.

  • bronchiën.
    • Vertakkingen van de luchtpijp.
    • Bronchiën vertakken zich steeds verder en eindigen in een trosje longblaasjes.

  • longblaasjes
    • Vormen samen groot oppervlak.
    • Om de longblaasjes zitten haarvaten.
      • Zuurstof wordt opgenomen uit de lucht.
        • Gaat naar het bloed.
        • Bloed brengt de zuurstof naar de cellen van je lichaam.
      • Koolstofdioxide wordt afgegeven aan de lucht
        • Is ontstaan bij de verbranding in de cellen.
Ademhalen

Ademhalen

  • Nodig om:
    • zuurstof op te nemen uit de lucht.
      • Zuurstof is nodig voor de verbranding van brandstoffen in de cellen van je lichaam.
      • Er komt dan energie vrij.
    • koolstofdioxide af te geven aan de lucht.
      • Bij de verbranding van brandstoffen blijft koolstofdioxide en water over.

  • Inademen - kost energie
    • Borstholte wordt groter.
      • Middenrif gaat naar beneden.
        • Door spiersamentrekking van middenrifspieren.
        • Organen worden naar beneden gedrukt --> buikwand gaat iets naar voren.
      • Borstkas (ribben en borstbeen) gaat omhoog.
        • Door samentrekking tussenribspieren.
    • Lucht stroomt naar binnen.

  • Uitademen - kost geen energie
    • Borstholte wordt kleiner.
      • Spieren van het middenrif ontspannen.
        • Middenrif komt omhoog.
          • Door veerkracht van de buikwand en de buikorganen.
      • Tussenribspieren ontspannen.
        • Borstkas zakt door zwaartekracht naar beneden.
    • Lucht stroomt naar buiten.
  •  
    Buikademhaling
    Borstademhaling
    Inademen middenrifspieren trekken samen tussenribspieren trekken samen
    Uitademen middenrifspieren ontspannen tussenribspieren ontspannen

Hoesten

  • Verwijdert overtollig slijm (met stofdeeltjes) uit de luchtpijp.
    • Het slijm komt in je keelholte.
Problemen met ademhalen

Longaandoeningen

Voorbeelden
  • Astma
    • Langdurige (chronische) ontsteking van de luchtwegen:
      luchtpijp, bronchiën en verdere vertakkingen.
    • Daardoor gevoelig voor stoffen in de lucht.
      Bijvoorbeeld:
      • afvalstoffen van huismijt;
      • sigarettenrook.
    • Astma-aanval veroorzaakt ernstige benauwdheid.
  • Bronchitis
    • Ontsteking van de bronchiën.
      • Kan ook chronisch zijn.
    • Veroorzaakt veel hoesten, soms met slijm.
  • Longemfyseem
    • Longblaasjes zijn minder elastisch geworden.
    • Er stroomt minder makkelijk lucht de longen in.
      • Longinhoud wordt dus kleiner.
      • Minder zuurstof kan opgenomen worden.
    • Veroorzaakt vootdurende benauwdheid.
  • Hooikoorts
    • Overgevoeligheid --> Allergische reactie.
      • Veroorzaakt door stuifmeel.
        • Vooral van planten die door de wind bestoven worden:
          grassen en bepaalde bomen.
    • Neusslijmvlies wordt dikker --> voortdurend niezen.
    • Ogen zijn opgezet en gaan jeuken.