De kandidaat kan met behulp van de concepten homeostase, transport, assimilatie en dissimilatie ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voeding verklaren op welke wijze de stofwisseling van cellen van prokaryoten en eukaryoten verloopt.
Subdomein B2.3
Je kunt in een context:
beschrijven dat cellen stoffen opnemen, transporteren, omzetten en afgeven met behulp van energie, gekatalyseerd door enzymen;
beschrijven dat er verschillende vormen van energie zijn: chemische energie (zoals in ATP), lichtenergie, kinetische energie, warmte, en beschrijven dat deze vormen in elkaar kunnen overgaan;
het fotosyntheseproces in cellen met bladgroenkorrels beschrijven;
assimilatieprocessen in planten en dieren beschrijven en toelichten dat deze processen leiden tot de aanmaak van bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en enzymen;
dissimilatieprocessen beschrijven en hierbij onderscheid maken tussen anaërobe en aërobe dissimilatie;
assimilatie- en dissimilatieprocessen beschrijven met behulp van de reactievergelijkingen; beschrijven waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren, en hoe temperatuur en pH die processen beïnvloeden;
beschrijven hoe in de biotechnologie gebruikgemaakt wordt van het metabolisme van micro- organismen.
Deelconcepten
autotroof, heterotroof, fotosynthese, bladgroenkorrel, verbranding, aeroob, anaeroob, gisting, alcohol, melkzuur, ADP en ATP, bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen, enzymen, fosfolipiden, tussencelstof, koolhydraten (mono-, di- en polysachariden, zetmeel, glycogeen, cellulose), vet (vetzuren en glycerol), eiwit, aminozuren, DNA, recombinant-DNA, pH.
Energie
Vormen van energie
Chemische energie
Opgeslagen in organische moleculen.
Bijvoorbeeld in:
ATP;
glucose.
Bij uiteenvallen van zo'n molecuul, komt energie vrij.
Lichtenergie
Planten kunnen lichtenergie opnemen met hun bladgroenkorrels en omzetten in chemische energie (glucose).
Kinetische energie (bewegingsenergie)
Bijvoorbeeld bij spierbewegingen.
Chemische energie uit ATP wordt dan omgezet in bewegingsenergie.
Elektrische energie
Zenuwcellen zetten chemische energie om in elektrische energie --> impulsgeleiding.
Warmte
Onstaat als 'verlies' als chemische energie omgezet wordt in andere energievormen.
Bijvoorbeeld bij:
dissimilatie;
beweging.
Assimilatie
Stofwisseling
Alle chemische (scheikundige) processen in een organisme:
assimilatie - opbouw;
dissimilatie - afbraak.
Voor de processen zijn enzymen nodig.
Versnellen de chemische reacties.
Zonder deze reactieversnellers zijn in een organisme geen chemische reacties mogelijk.
Enzymen zijn eiwitten.
Hebben specifieke
vorm --> passen maar op één
substraat -->werken specifiek--> kunnen maar
één bepaalde reactie
versnellen.
Zijn temperatuurgevoelig
- eiwitten veranderen bij hogere
temperaturen van vorm --> passen niet meer op de stof die omgezet moet worden --> optimumkromme.
Zijn pH-gevoelig
- werken optimaal bij bepaalde pH.