Samenvatting examenstof biologie (CE)
Havo
Centraal examen
B3.6 Transport
Eindterm subdomein B3
De kandidaat kan met behulp van de concepten orgaan, fotosynthese, ademhaling, vertering, uitscheiding en transport ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voedselproductie benoemen op welke wijze de stofwisseling van organismen verloopt en benoemen op welke wijze stoornissen daarin kunnen ontstaan en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt.
Subdomein B3.6
Je kunt in een context:
de bouw, werking en functie van de bloedsomloop met hart en bloedvaten van de mens beschrijven;
de relatie tussen de bouw van hart en bloedvaten en hun functie en werking herkennen;
de functie van bestanddelen van bloed, bloedplasma, weefselvloeistof en lymfe beschrijven en de vorming van weefselvloeistof en lymfe beschrijven;
het verband herkennen tussen bloedvatenstelsel en lymfevatenstelsel;
de bouw en werking van het transportstelsel in planten beschrijven. Zie B3.2
Deelconcepten
grote bloedsomloop, kleine bloedsomloop, bloedplasma, weefselvloeistof, lymfe, beenmerg, bloedsamenstelling, rode bloedcellen, hemoglobine, witte bloedcellen, bloedplaatjes, hartslagfrequentie, slagvolume, sinusknoop, bloeddruk, bovendruk, onderdruk, zuurstof- en koolstofdioxidetransport, voedings- en afvalstoffen, bloedstolling, cholesterol
worteldruk, verdamping --> B3.2
Bloedsomloop
Gebruik
Binas of ScienceData
Dubbele
bloedsomloop (grote - en kleine
bloedsomloop)
Kleine
bloedomloop
Bloed gaat
van rechterkamer--> long -->
linkerboezem.
O2 - opname vanuit de longblaasjes.
CO2 - afgifte aan de longblaasjes.
Grote
bloedsomloop
Bloed gaat
van linker kamer --> organen --> terug
naar rechter boezem.
O2 - afgifte aan de weefsels.
CO2 - opname uit de weefsels.
Bouw
bloedvaten
Slagaders
Bloed
stroomt van het hart af.
Hoge
bloeddruk.
Dikke
gespierde wand.
Alleen
kleppen aan het begin van de aorta en de longslagader.
Zuurstofrijk.
Behalve longslagader en bij foetus de
navelstrengslagaders.
Aders
Bloed
stroomt naar het hart toe.
Lagere
bloeddruk.
Dunne
wand.
Kleppen
aanwezig.
Zuurstofarm.
Behalve longaders en bij foetus
navelstrengaders.
Haarvaten
Heel kleine
vaatjes.
Wand is
één cellaag dik.
Voor
uitwisseling van stoffen tussen bloed en
weefselvloeistof.
Bouw en werking van het hart
Gebruik
Binas of ScienceData
Bouw van het hart
Rechterboezem
Krijgt O2 -arm bloed
uit de holle aders.
Rechterkamer
Pompt bloed de longslagaders in.
Linkerboezem
Krijgt O2 -rijk bloed uit de
longen.
Linkerkamer
Werking
van het hart
Kleppen
Hartkleppen
Kleppen tussen
boezems en kamers.
Voorkomen
terugstromen van bloed van kamer naar
boezem.
Dicht
tijdens het samentrekken van de kamers.
Slagaderkleppen
Kleppen
aan begin van longslagader en
aorta.
Voorkomen
terugstromen van bloed van slagaders naar
kamers.
Dicht
tijdens de hartpauze en het samentrekken van de boezems.
Hartslagfrequentie
Aantal
samentrekkingen per tijdseenheid.
Hart heeft
eigen ritme.
Opgewekt vanuit
sinusknoop.
Versnellen
o.i.v. orthosympatische zenuw (autonome
zenuwstelsel).
Slagvolume
Hoeveelheid
bloed die per slag door een kamer weggeperst
wordt.
Neemt bij
activiteit toe.
Bloeddruk
Bovendruk (systolisch)
Tijdens samentrekken
hartkamers.
Onderdruk (diastolisch)
Bloeddruk is:
het hoogst in de slagaders (hoe dichter bij
het hart hoe hoger).
het laagst in de
aders.
De rechter
hartkamer is minder gespierd.
Daardoor is
de druk in de longslagader lager dan in de aorta.
Bloedsamenstelling
Bloed
samenstelling
Bloedplasma
Bestaat uit:
water
(oplosmiddel);
zouten;
bloedeiwitten;
Bijvoorbeeld fibrinogeen - nodig bij
bloedstolling.
hormonen;
voedingsstoffen;
afvalstoffen.
Bloedcellen
Rode
bloedcellen
Bevatten
hemoglobine voor O2 -transport
Hebben geen kern
--> beperkte levensduur.
Worden gevormd
in rood beenmerg.
Vooral van platte beenderen.
Worden
afgebroken in de milt.
Witte
bloedcellen
Afweer
tegen infectieziekten.
"opeten" ziekteverwekkers.
vorming antistoffen.
Bepaalde witte bloedcellen kunnen
zich voortbewegen.
Verplaatsen zich door de wand van bloedvaten en door de weefsels.
Gevormd
in rood beenmerg
Bloedplaatjes
Rol bij
bloedstolling.
Celfragmenten.
Gevormd
in rood beenmerg.
Functies bloed
Transport
Vervoer van:
CO2 ;
voedingsstoffen;
Vanuit darmen naar cellen
van alle organen.
afvalstoffen;
Bijvoorbeeld melkzuur en
ureum.
hormonen.
Andere
functies
afweer tegen
infectieziektes;
Stollen
(wondjes dicht maken); --> Bloedstolling
Warmte
verspreiden door het lichaam.
Uitwisseling stoffen
Uitwisseling
stoffen in de haarvaten
(afbeelding)
Werking
haarvaten
(uitleg)
Begin
haarvaten
O.i.v. bloeddruk --> bloedplasma wordt uit
de haarvaten geperst --> bloeddruk
neemt af, osmotische waarde neemt toe.
Bloedcellen
en bloedeiwitten blijven in de
haarvaten .
Uitgeperste
vloeistof heet weefselvloeistof .
Bevat voedingsstoffen voor de
cellen .
Cellen
nemen uit de weefselvloeistof actief
voedingsstoffen op en geven afvalstoffen
af.
Eind
haarvaten
Deel van het
uitgeperste water gaat door osmose terug naar
het haarvat (osmotische waarde van bloed is
hoger) .
Rest komt in
lymfevat terecht --> lymfe .
Lymfe komt via een omweg uiteindelijk weer in
de bloedbaan terecht (vlak bij het
hart).