De kandidaat kan met behulp van de concepten homeostase, transport, assimilatie en dissimilatie ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voeding verklaren op welke wijze de stofwisseling van cellen van prokaryoten en eukaryoten verloopt.
Subdomein B2.1
Je kunt in een context:
kenmerken van bacteriën beschrijven;
een eukaryote cel beschrijven als een zelfstandig functionerende eenheid, de onderdelen van cellen herkennen en de functies ervan benoemen;
uitleggen dat cellen zich in stand houden door het uitvoeren van chemische reacties;
toelichten dat het dynamisch evenwicht in de cel in stand wordt gehouden in een complex netwerk van celprocessen die uiteenlopende functies hebben;
uitleggen hoe door het principe van terugkoppeling homeostase in de cel gerealiseerd wordt.
Cel is zelfstandig functionerende eenheid van een organisme.
Bestaat uit:
cytoplasma (celplasma);
Met:
organellen;
grondplasma.
Water en opgeloste stoffen.
kern (alleen bij eukaryoten) met DNA.
Prokaryoten hebben geen (kern)membraan om hun DNA.
Celmembraan scheidt het inwendige van de cel van de omgeving.
Opname en afgifte van stoffen wordt geregeld met behulp van eiwitten in het membraan.
Omstandigheden in de cel worden zoveel mogelijk in stand gehouden (homeostase) door terugkoppeling (feedback).
Het evenwicht wordt in stand gehouden door reeksen chemische reacties.
Meestal is dat een aaneenschakeling van reacties waarbij de omzetting van één molecuul leidt tot een volgende reactie en die weer tot een volgende reactie:
een cascade van reacties.
Hierdoor ontstaan, veranderen en verdwijnen stoffen.