[home] [inhoud animaties bovenbouw] [inhoud onderbouw]

 

Samenvatting examenstof biologie (CE)

VWO

Centraal examen

Subdomein B3 - Stofwisseling van het organisme

B3.3 Ademhaling

Eindterm subdomein B3

De kandidaat kan met behulp van de concepten orgaan, fotosynthese, ademhaling, vertering, uitscheiding en transport ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voedselproductie verklaren op welke wijze de stofwisseling van organismen verloopt en beargumenteren op welke wijze stoornissen daarin kunnen ontstaan en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt.

Subdomein B3.3

Je kunt in een context:

  1. de bouw, werking en functie van gaswisselingsorganen van eukaryoten, in het bijzonder de mens beschrijven;

  2. de relatie tussen de bouw van gaswisselingsorganen en hun functie beschrijven en de relatie tussen de bouw en werking uitleggen;

  3. uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt en geregeld wordt;

  4. uitleggen hoe opname, transport en afgifte van CO2 en O2 plaatsvindt en wat de rol van hemoglobine en myoglobine daarbij is;

  5. de relatie tussen de gaswisseling van planten en fotosynthese en dissimilatie beschrijven. --> B3.2

Deelconcepten
gaswisseling, ventilatiebewegingen, longcapaciteit, vitale capaciteit, dode ruimte, diffusie, wet van Fick, CO2-concentratie, O2-concentratie, buffers van hemoglobine en HCO3-, dissimilatie, assimilatie, beperkende factor.

Bouw ademhalingsstelsel

Gebruik Binas of Biodata

Animaties gaswisseling mens/ longen

Organen borstholte
Organen hoofd

Bouw ademhalingsorganen

  • Ademhalingsstelsel bestaat uit:
    • neusholte;
    • keelholte;
    • luchtpijp;
      • Open gehouden door kraakbeenringen.
    • bronchiën;
      • Vertakkingen van de luchtpijp.
    • longen;
      • Bronchiolen
        • Kleinere vertakkingen van de luchtpijp.
      • Longblaasjes
        • Zitten aan het uiteinde van de kleinste vertakkingen van de bronchiën.
        • Omringd door haarvaten.
    • longvlies;
      • Zit om de longen heen.
    • borstvlies.
      • Is vergroeid met de binnenwand van de borstkas en het middenrif.
      • Tussen longvlies en borstvlies zit een vloeistoflaagje.
        • Vloeistoflaagje houdt het longvlies tegen het borstvlies.

  • Luchtwegen bekleed met:
    • slijmvlies
      • Cellen produceren slijm.
      • Functie slijmvlies
        • De ingeademde lucht wordt:
          • vochtig gemaakt;
          • verwarmd;
          • vrijgemaakt van stofdeeltjes en ziekteverwekkers.
            • Blijven plakken aan het slijm.
    • trilhaarepitheel in neusholte en luchtpijp
      • Slijmvlies met trilharen.
        • Trilharen vervoeren het slijm door beweging naar de keelholte.
Ventilatiebewegingen

Ademhalingsspieren

  • Inademing - kost energie
    • Borstholte wordt groter.
      • Middenrif naar beneden door spiersamentrekking van middenrifspieren --> buikademhaling.
      • Borstkas omhoog door samentrekking tussenribspieren --> borstademhaling.
    • Borstvlies en longvlies zitten aan elkaar gekleefd --> long volgt de beweging.
      In- en uitademing
    • Longinhoud wordt groter.
    • Er ontstaat onderdruk
    • Lucht stroomt naar binnen.
  • Uitademing - kost geen energie
    • Borstholte wordt kleiner.
      • Spieren van middenrif ontspannen --> middenrif omhoog gedrukt door buikorganen onder invloed van elasticiteit van de buikwand.
      • Tussenribspieren ontspannen --> ribben zakken door zwaartekracht naar beneden.
    • Longinhoud wordt kleiner.
    • Lucht in de long komt in kleinere ruimte --> overdruk.
    • Lucht stroomt naar buiten.
  • Diepe uitademing - wel energieverbruik
    • Ook buikspieren trekken samen.
    • De binnenste tussenribspieren trekken samen --> trekken ribben naar beneden.
      • Gebeurt ook als lichaam onderste boven hangt.
  • Onderscheiden worden: borst- en buikademhaling
    • Borstademhaling (ribademhaling)
      Hierbij zijn betrokken:
      • de buitenste tussenribspieren (bij een normale ademhaling).
      • Trekken bij inademing samen --> ribben worden opgetild.
      • Ontspannen bij uitademing -> borstkas zakt omlaag (zwaartekracht).
    • Buikademhaling (middenrifademhaling)
      Hierbij zijn betrokken:
      • spieren van het middenrif.
      • Trekken bij inademing samen --> middenrif omlaag getrokken.
      • Ontspannen bij uitademing --> middenrif wordt omhoog gedrukt door organen in de buikholte.
Ademvolume

Gebruik Binas of Biodata

  • Totale longcapaciteit
    • Hoeveelheid lucht die longen maximaal kunnen bevatten.
      • Vitale capaciteit + restvolume.
  • Vitale capaciteit
    • Hoeveelheid lucht die maximaal uitgeademd kan worden na diepe inademing.
      • Gebruikt bij sportkeuring.
  • Restvolume (residulucht)
    • Hoeveelheid lucht die na diepe uitademing nog in de long achterblijft.
  • Ademvolume
    • Hoeveelheid lucht die per ademhaling ververst wordt.
  • Ademminuutvolume
    • Hoeveelheid lucht die per minuut wordt ingeademd.
      • Ademvolume x ademfrequentie.
  • Dode ruimte
    • Ruimte in de luchtwegen (luchtpijp, bronchiën e.d.).
      • Speelt geen rol bij de gaswisseling (geen diffusie).
Gaswisseling

Gaswisseling

Samenstelling uitgeademde lucht
Opname zuurstof

  • Uitwisseling van O2:
    • diffundeert vanuit de longlucht naar het bloed.
  • Uitwisseling CO2:
    • diffundeert vanuit het bloed naar de lucht in de longen.

    Wet van Fick

    wetvanfick

n = diffusiesnelheid
D = diffusiecoëfficiënt
O = diffusieoppervlak
p1 - p2 = concentratieverschil
A = diffusieafstand

De diffusiecoëfficiënt (D) is afhankelijk van temperatuur, aard van de diffunderende stof en de stof waarin de diffusie plaatsvind.

  • Diffusie wordt versneld door:
    • groot oppervlak van de longblaasjes --> groot diffusie-oppervlak (O);
    • dunne wand (van de longblaasjes --> korte afstand tussen lucht in de longen en het bloed. in de haarvaten --> kleine diffusieafstand (A);
    • stroming van het bloed --> er wordt steeds nieuw O2-arm en CO2-rijk bloed aangevoerd
      --> groot concentratieverschil (p1 - p2) tussen lucht in de longen en het bloed in de haarvaten van de longen;
    • hogere temperatuur van de lucht --> hogere diffusiecoëfficiënt (D).
Regeling ademhaling

Onbewuste regeling

  • Door ademcentrum (onderdeel autonome zenuwstelsel) in de hersenstam.
  • Belangrijkste prikkel is CO2-gehalte van het bloed (pCO2).
    • Waargenomen door:
      • zenuwcellen van het ademcentrum.
      • zintuigjes (chemoreceptoren) in de bloedvaten (aortaboog en halsslagader).
        • Zintuigjes geven impulsen door aan ademcentrum..
    • Ademcentrum geeft impulsen door via orthosympatische of parasympatische zenuw naar de ademhalingsspieren.
        • Orthosympatische zenuw --> toename ademminuutvolume.
        • Parasympatische zenuw --> afname.
  • Andere ademprikkel is een pH-daling van het bloed.
    • Wordt veroorzaakt doordat:
      • CO2 in het bloedplasma deels omgezet wordt in HCO3- .
        • H2O + CO2 <--> H2CO3 <--> HCO3- + H+
      • Melkzuur geproduceerd wordt in de spieren.
  • O2 concentratie van het bloed wordt ook gemeten door chemoreceptoren in bloedvaten.
    • Minder belangrijk.
      • Meeste O is gebonden aan hemoglobine.
    • Alleen effect als pO2 zeer laag is.
      Bijvoorbeeld:
      • op grote hoogte.
  • Regeling via negatieve terugkoppeling.
  • Frequentie en diepte van de ventilatiebewegingen kan gevarieerd worden.

Bewuste regeling - door grote hersenen

bioplek terug

© 2017 scholte/marree-bioplek.org