De kandidaat kan met behulp van de concepten energiestroom, kringloop, dynamiek en evenwicht ten minste in contexten op het gebied van duurzaamheid verklaren op welke wijze ecosystemen zichzelf reguleren;
de kandidaat kan beargumenteren welke effecten op kunnen treden als zelfregulatie van ecosystemen en het systeem Aarde wordt verstoord, en kan beargumenteren met welke maatregelen de mens zelfregulatie van ecosystemen en het systeem Aarde kan beïnvloeden.
Subdomein B8.2
Je kunt in een context:
de rol uitleggen van producenten, consumenten en reducenten in de kringlopen van koolstof en stikstof en de verbanden kwantificeren;
kringlopen van elementen in een ecosysteem weergeven, toelichten welke factoren van invloed zijn op de verschillende stappen daarin en uitleggen wat oorzaken en gevolgen zijn van verstoring;
beargumenteren met welke maatregelen de mens nutriëntenkringlopen en daarmee het systeem Aarde kan beïnvloeden.
Aanvoer van
veevoer uit andere gebieden.
Kan leiden
tot:
overbemesting.
Toevoegen van meer voedingsstoffen (via
mest) dan door de planten kan worden
opgenomen.
Leidt tot uitspoeling.
Overtollige meststoffen lossen op in bodemwater.
Stroomt naar lager gelegen delen --> sloot --> rivier.
Organische
afval uit riool.
Door reducenten afgebroken tot zouten (fosfaten en nitraten).
Uitspoeling door overbemesting en toevoeging van ongezuiverd rioolwater
leiden tot eutrofiëring.
Voedselrijker worden van bodem en
oppervlaktewater.
Dit kan leiden tot:
waterbloei.
Veel meststoffen (zouten) in het water --> toename algen --> er dringt minder
licht door in het water --> minder
fotosynthese door ondergedoken
waterplanten --> er komt minder
zuurstof in het water.
Zuurstof
tekort in het water.
Door reducenten
wordt veel zuurstof verbruikt bij de
omzetting van organische stoffen -->
vooral 's nachts weinig zuurstof -->
waterdieren gaan dood.
verdwijnen van kenmerkende soorten voor voedselarm milieu.
Gebruik van
fossiele brandstoffen.
Gevolgen:
meer CO2 in de atmosfeer (broeikaseffect);
zure regen.
Veroorzaakt door verbrandingsproducten (SO2, NO en NO2).
Reageren in de lucht tot H2SO4 en HNO3.
Komen via de regen in de bodem terecht.
Slaan droog in de bodem neer.
Worden in de bodem omgezet tot H2SO4 en HNO3.
Verzuring bodem leidt tot vrijkomen van giftige metalen(o.a. cadmium, aluminium) in de bodem.
Mogelijke oplossingen:
Gebruik
van duurzame energie.
Geen
extra CO2 in de
atmosfeer.
Bijvoorbeeld:
windenergie;
zonne-energie;
biobrandstof uit planten i.p.v. fossiele brandstoffen.
Gescheiden plaatsen van productie en gebruik.
Voedsel (of andere producten) wordt op plaatsen geproduceerd die ver afliggen van de plaatsen van consumptie.
Veel transport nodig --> toename CO2 in de atmosfeer.
Afval ontstaat op een andere plaats.
Gebruik van niet afbreekbare bestrijdingsmiddelen.
Veroorzaakt ophoping (accumulatie) van niet/slecht biologisch
afbreekbare bestrijdingsmiddelen en zware
metalen in voedselketens.
Vooral probleem voor dieren in de top van de voedselpiramide.