[home][inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]

bioplek 

Practicum gedrag (ethologie)

Tweede fase havo en vwo

Domein E3 havo, E3 vwo

Inhoud

Inleiding

Onderzoek A: het dier leren kennen

Onderzoek B: experimenteel gedragsonderzoek

Inleiding

Je kunt dit onderzoek het beste uitvoeren met twee personen.
Lees eerst deze handleiding door en maak een planning voor de tijd die je eraan kunt besteden.
Als je samen één verslag inlevert, moet je de taakverdeling bij het schrijven van het verslag verantwoorden en er ook voor zorgen dat ieders bijdrage gelijkwaardig is.

De opdrachten zijn geschikt voor het onderzoek van onder andere:

  • Tubifex
  • pekelkreeftjes
  • pissebedden
  • sprinkhanen
  • meelwormen (larve van de meeltor)    
  • bananenvliegen (fruitvliegen)
  • krekels
  • vliegenmaden (larve van de vleesvlieg)
  • wandelende takken
  • Morio wormen
  • kakkerlakken
  • wasmot larven

Bij een goed gesorteerde dierenwinkel zijn deze dieren te verkrijgen. Ze worden gekweekt als voer voor vissen, amfibieën en reptielen.     

Ga zorgvuldig met de proefdieren om!

Informatie zoeken

Voor veel diersoorten is de Spectrum  Dieren encyclopedie een zeer goede bron.
Uitgeverij Spectrum NV. Utrecht/Antwerpen.

Op internet

Als je op internet informatie zoekt, tik dan in Google (of een andere zoekmachine) de Latijnse naam in op de volgende manier:
"Felix domesticus".
Probeer ook trefwoorden als "behaviour"(=Amerikaans), "behavior" en "ethology".

Nederlandse naam
Engelse naam
Latijnse naam

Tubifex

tubifex

Tubifex tubifex

pekelkreeftje

brine shrimp

Artemia salina

pissebed

woodlice

Oniscus ocellus
Porcellio scaber
Armadillidium vulgare

sprinkhaan

locust

Locusta migratoria
Schistocerca gregaria

meeltor
(larve = meelworm )

flour beetle
mealworm

Tribolium confusum
Tribolium castaneum

fruitvliegje

fruit fly

Drosophila melanogaster

krekel

cricket

Acheta domestica|
Gryllus campestris

vleesvlieg
larve = made
blow fly Calliphora spec.
kakkerlak cockroach

Nauphoeta cinerea

Morio larve superworm Zophobas morio
wasmot larve

wax moth

Galleria mellonella
Achroe grisella

wandelende tak

stick insect

Carausius morosus

 

Onderzoek

A. Het dier leren kennen

  1. Bouw van het dier
    • Bestudeer de bouw van het dier. Gebruik een loep of een binoculair.
    • Maak van het proefdier een nauwkeurige tekening.
      • Teken op ongelinieerd  papier.
      • Maak de tekening met potlood.
      • Teken het dier ongeveer 10 cm groot.
    • Zoek de namen van de getekende onderdelen en zet deze met verwijsstrepen (liniaal) naast de tekening.
    • Geef de tekening een opschrift met de Latijnse en Nederlandse naam van het dier.
    • Zet de vergrotingsfactor boven de tekening of geef naast de tekening de werkelijke grootte aan.

  2. Informatie verzamelen
    • Zoek op tot welke hoofdafdeling en tot welke klasse de soort behoort.
    • Verzamel relevante informatie over het dier op: leefwijze, soort voedsel e.d..
    • Ga na wat er bekend is over het gedrag van het dier.

      Denk eraan: geen teksten of delen van teksten letterlijk overnemen!
      Zie de aanwijzingen voor het verwerken van informatie.
      Noteer alle gebruikte bronnen (op je juiste manier).
      Maak een bronnenlijst.


  3. Beschrijving van het gedrag
    • Bestudeer de  (voort)beweging van het dier en geef deze zo nauwkeurig mogelijk in woorden weer.
    • Bekijk gedurende 10 minuten zo nauwkeurig mogelijk waar het dier zich in de ruimte bevindt.
      • Bedenk zelf een goede methode om deze gegevens te noteren  en te verwerken.
        Zorg voor exacte meetgegevens.


  4. Verslag
    Verwerk de onderdelen 1 t/m 3 in  een verslag met de volgende  indeling:
    • Inleiding
      • Hierin verwerk je het literatuuronderzoek.
    • Doel  van het onderzoek
    • Materiaal  en methode
      • Welk dier onderzocht.
      • Welke materialen je gebruikt hebt (proefopstelling  tekenen).
      • Hoe je het onderzoek hebt uitgevoerd en en wat heb je gemeten hebt.
    • Resultaten
      • De bouw van het dier (+ de tekening).
      • Beschrijving van de (voort)beweging.
      • Tabel(len) en grafiek.
    • Nabespreking
      • Hierin komen de conclusie(s) en foutendiscussie.
    • Bronnenlijst

B. Experimenteel gedragsonderzoek

  1. Bedenk een relevante onderzoeksvraag.
    • Mogelijk heeft het eerste onderzoek vragen bij je opgeroepen die onderzocht kunnen worden .
      Voorbeeld onderzoeksvraag
      • Hoe reageert het proefdier ..... op een lichtbron?
        of
      • Geeft het proefdier...... de voorkeur aan een lichte of aan een donkere omgeving?
    • Overleg met de docent of je een goede onderzoeksvraag bedacht hebt.

  2. Maak een werkplan.
    • Ontwerp eerst een  hypothese.
      • Let erop dat de hypothese geen slag in de lucht mag zijn, maar gebaseerd moet zijn eerdere waarnemingen en/of op logisch denken.
      • Verantwoord je hypothese.
    • Ontwerp een onderzoek  met de beschikbare materialen waarmee je de hypothese kan toetsen.
      • Probeer zoveel mogelijk de gegevens in getallen weer te geven.
      • Om de invloed van het toeval kleiner te maken en om een statistische toets te kunnen gebruiken moeten veel, bijvoorbeeld 25, waarnemingen gedaan worden.
    • Voorspel bij welk meetresultaat de hypothese bevestigd wordt.

  3. Voer het onderzoek uit.

  4. Verwerk je resultaten.
    • Gebruik bij het verwerken van de gegevens, indien mogelijk, een statistische toets om na te gaan in hoeverre toeval een  rol gespeeld kan hebben.
      Zie techniekkaart 9.8 en techniekkaart 9.9.


  5. Verslag
    Verwerk in  het verslag met de volgende onderdelen:
    • Doel van het onderzoek (onderzoeksvraag);
    • Hypothese;
    • Materiaal en methode;
    • Resultaten;                                   
    • Nabespreking.

    © scholte/marree 2010