.jpg)
Korstmossen bestaan uit 2 organismen, een schimmel en een alg. Het grootste deel van de korstmos bestaat uit schimmeldraden. De alg levert de schimmel via fotosynthese suikers en zetmeel. De schimmel levert anorganische stoffen, maar de voordelen van deze symbiose zijn voor de schimmel groter dan voor de alg. Het komt dus meer in de buurt van parasitisme. De schimmel kan zonder de algen nauwelijks overleven. De alg heeft de schimmel niet echt nodig.
Veel korstmossen zijn gevoelig voor luchtverontreiniging. Ze worden daarom gebruikt om de kwaliteit van de lucht te meten.
Deze soort houdt juist van een stikstofrijke omgeving. Dooiermossen zitten vaak op boomstammen in de buurt van boerderijen, waar in de lucht veel ammoniumverbindingen voorkomen.

De 'schors' aan de bovenkant en aan de onderkant bestaat uit een netwerk van schimmeldraden (hyfen). Onder de bovenste schors zit een laag met eencellige algen (Chlorococcus) omgeven door schimmeldraden. Onder de algenlaag zit een los weefsel van schimmeldraden.

Deze bekertjes worden apothecia genoemd. Hierin worden de sporen van de schimmel afgezet. De kiemende sporen moeten een alg tegen komen om een nieuwe korstmos te vormen.
Op andere plaatsen worden cellen van de alg omgeven door een paar schimmeldraden losgelaten om nieuwe korstmossen te vormen.