
Vetzuren bestaan uit koolstof-,
waterstof-, en zuurstofatomen.
Er zijn veel verschillende soorten vetzuren.
Langere vetzuren (met meer dan 8 C-atomen) en vetten
lossen niet op in water. Water- en vetmoleculen stoten
elkaar af.
Vetten zijn hydrofoob (=watervrezend).
Vetten zijn lichter dan water en drijven.


Vetten bestaan uit 3 vetzuren die
vastzitten aan een molecuul glycerol. (=glycerine).
Er zijn veel verschillende vetten.


Fosfolipiden zijn gebouwd als
vetten, maar in plaats van 1 van de 3 vetzuren zit een
soort zout: fosfaat.
Celmembranen zijn opgebouwd uit
twee lagen fosfolipiden.
De vetzuren zijn hydrofoob en trekken elkaar aan, maar
keren zich van het water af. De fosfaatgroep is hydrofiel
(=waterminnend) en keert naar zich naar het water
toe.
Steroïden zijn
vetachtige stoffen.
Een bekende steroïde is cholesterol.
Het vet in vlees bestaat voor een deel uit
cholesterol.
Steroïden hebben ingewikkelde moleculen die
opgebouwd zijn uit ringen van koolstofatomen.
Van cholestrol worden galzurezouten en vitamine D
gemaakt.
Vetten en spijsvertering
In de darm wordt door gal van vetten een emulsie gemaakt.
Vetten worden in de dunne darm verteerd door alvleessap.
Ze worden afgebroken tot vetzuren en
glycerol.
In de cellen van de darmvlokken worden van vetmoleculen
samen met speciale eiwitten bolvormige partikeltjes gemaakt die via de lymfevaten naar het bloed gaan en vooral in de lever worden bewerkt.
|