[home][inhoud][inhoud bovenbouw][inhoud practicum][links][copyright]

 

Veldwerk
Techniek 8.4

 

Bepalen aantal soorten in een grasland

 

Materiaal

touw van 20 meter met om de 20 cm een merkteken of een meetlint
stokjes van ± 15 cm
ruitjespapier en lijntjes papier
potlood
plantenlijst
meetraam
plastic zakjes en etiketjes

Methode

  • Beschrijf hoe het terrein er op het oog uit ziet.
  • Span het touw (of meetlint ) van 20 m uit op het terrein, zodat het ongeveer 10 cm boven de grond tussen de planten hangt.
  • Noteer om de 20 cm welke plant het merkteken (of het centimeterstreepje) op die plaats precies raakt. Als dat voor geen enkele plant het geval is, noteer je welke er het dichtst bij komt. Neem altijd dezelfde kant van het touw.
    Een belangrijke voorwaarde van deze werkwijze is dat er per waarneming niet meer dan één soort wordt genoteerd.

    Als je een plant niet kent, geef er dan een voorlopig een zelfgekozen naam of een nummer aan.

  • Neem van alle soorten die je vindt een exemplaar mee, droog deze en voeg de gedroogde planten als bijlage bij je verslag (of poster).
  • Verricht in elk terrein meerdere metingen op plaatsen die een beetje uit elkaar liggen. Zorg er wel voor dat het aantal metingen in de verschillende gebiedjes gelijk is (het absolute minimum is 5 per gebied).
  • Maak ook per terrein van 2 representatieve monsterpunten een opname
    (zie
    techniekkaart 8.1)

    Uitwerken gegevens

  • Bepaal voor ieder gebied de Yule's Index (zie techniekkaart 8.3)
  • Ga na of er in de gebieden indicatorsoorten voorkomen. Maak hierbij gebruik van de Ecologische Flora.