Voorkomen
C.
nemoralis is makkelijk te vinden. Hij komt voor op bomen,
struiken, heggen, in graslanden en in de
duinen.
Uiterlijk
(bron:
Elseviers slakkengids, M.P. Kerney e.a.)
Het
huisje van de slak is 12 - 22 (zelden 28) x 18 - 25
(zelden 32) groot.
Bol-kegelvormig, met 51/2 bolle windingen.
Hij heeft meestal een donkerbruine en verdikte mondlip.
Bij onvolwassen exemplaren is deze lichter van kleur (tot
wit).
Het huisje kan bruin, geel of roze zijn met opvallend
contrasterende donkere spiraalbanden. Dat kunnen er
hoogstens 5 zijn, maar ze kunnen ook
ontbreken.
Cepaea
hortensis is een slak die lijkt op C. nemoralis en
ook op ongeveer dezelfde plaatsen voorkomt. C.hortensis
heeft voorkeur voor meer vochtiger en natuurlijker
plaatsen, maar komt vaak samen met C.nemoralis voor.
C.hortensis is is gemiddeld wat kleiner en maakt een wat
minder bolle indruk.. De mondopening is war breder. Het
meest opvallend is dat de omgeslagen mondlip wit tot
hoogstens lichtbruin is.
Variaties
bij Cepaea nemoralis
(Bron: Bron:
VWO-campus, Wageningen Universiteit, Erik Dinslage
e.a.)
Grootte
en leeftijd
Sommige
slakken zijn kleiner dan andere, omdat ze nog niet
volwassen zijn of omdat ze als volwasenen gewoon klein
zijn.
Een jonge slak is te onderscheiden van een volwassen slak
door op de dikke rand (= lip ) aan het eind van de schelp
te letten. Die ontstaat aan het eind van de groei. De lip
is bij volwassen dieren meestal donker.
Bij onvolwassen slakken is de lip niet donker en gaat
niet naar buiten. De lip j is dan meestal ook
zacht.
Draaiing
van het huisje
Het
huisje van C. nemoralis is meestal naar rechts
gewonden.
Soms vind je ook een linksom gewonden schelp. Dit is
erfelijk bepaald, maar omdat de overerving nogal
gecompliceerd is, wordt er bij dit onderzoek verder geen
aandacht aan besteed.
Kleur
van het huisje
De kleur
van het huisje kan bruin, geel of roze zijn.
Dat is erfelijk bepaald. De eigenschap wordt veroorzaakt
door één gen, waarvan drie verschillende
allelen bekend zijn.
Cb
(bruin) is dominant over Cr (roze). Beiden
zijn dominant over Cg (geel). Cg is
dus altijd recessief.
De kleur (het fenotype) wordt genoteerd als:
G = geel
R = roze
B = bruin
Bandenpatronen
op het huisje
Er komt
op de huisjes een aantal patronen voor. De patronen zijn
genetisch bepaald.
Er zitten maximaal 5 banden op iedere winding.
Een slak
met alle vijf banden wordt "12345" genoemd.
De letter van de kleur wordt daar nog voorgezet. Dus als
het huisje geel is, wordt hij "G12345"
genoemd.
De banden
zijn genummerd vanaf de top van iedere winding.
Als bij een gele slak de bovenste twee banden missen,
wordt de slak "G00345" genoemd.
Soms
breiden banden zich uit en smelten zij samen. Als dit
bijvoorbeeld gebeurt bij een bruine slak, waarbij de
banden 4 en 5 zijn samengegaan, dan wordt dit genoteerd
als "B123(45)".
Op andere
variaties zoals verschil in kleur van de banden of
vlekken, wordt bij dit onderzoek niet gelet.
Overzicht
fenotypes
Erfelijkheid
van de bandenpatronen
Aan-
of afwezigheid van banden (B-gen)
De
aanwezigheid van banden wordt bepaald door
één gen. Het allel B0 (zonder
bandjes) is dominant over het allel BB (met
bandjes).
B-gen
allel B0 = geen bandjes
allel BB = met bandjes
BO is dominant over BB
Middenband
(U-gen)
Als een
huisje banden heeft (dus genotype
BBBB) gaat nog een ander gen een
rol spelen.
Het allel U3 van dit gen zorgt er voor dat
alle banden, behalve de middelste "verdwijnt" (dus type
"00300"). Dit allel is dominant over het allel
U5 (5 bandjes "12345").
U-gen
Alleen tot expresse bij genotype BBBB
U3 = alle banden, behalve de middelste banden
)verdwijnen
U5 = alle bandjes blijven
U3 is dominant over U5
Trifasciata
(T-gen)
Dit gen
zorgt ervoor dat de bovenste twee bandjes"
verdwijnen".
Net als het U-gen speelt het dus alleen maar een rol als
het huisje banden heeft en niet het middenbandgen bezit
(genotype BBBB
U5U5)
Het allel
T0 zorgt voor het verdwijnen van de bovenste
twee banden (type "00345"). Dit allel is dominant over
het allel T5 (geen verdwijning - type
"12345").
T-gen
Alleen tot expressie bij genotype BBBBU5U5
T0 = de bovenste twee bandjes verdwijnen
T5 = geen verdwijning van bandjes
T0 is dominant over T5
Gefuseerde
banden
Dit erft
gecompliceerd over en is daarom voor dit onderzoek niet
zo geschikt.
Samenvatting overerving bandenpatroon
B0B0
en B0BB met willekeurige
allelen samencombinatie van het T-gen en het U-gen
---> fenotype "00000"
BBBB
, U3U3 met willekeurige
allellen combinatie van het T-gen ---> fenotype
"00300"
BBBB
, U5U5,
T0T0 en BBBB
, U5U5,
T0T5 ---> fenotype "00345"
BBBB
, U5U5,
T5T5 ---> fenotype "12345"
Terug
naar techniekkaart 8.10.1
