Eindterm
De kandidaat kan met behulp van de concepten DNA en eiwitsynthese ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voedselproductie verklaren op welke wijze bouwstoffen van de cel worden gevormd.
Voorbeeldcontexten
Mogelijke uitwerking van de eindterm
De kandidaat kan in contexten bijvoorbeeld:
- de bouw van DNA en RNA beschrijven en de verschillen toelichten;
- het proces van transcriptie en translatie beschrijven;
- toelichten dat de aminozuurvolgorde (primaire structuur) van een eiwit de bouw en werking van het eiwit bepaalt.
Mogelijke deelconcepten
Nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, DNA, chromosomen, kernDNA, mtDNA, cDNA, RNA, genetische code, codon.