[home][inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]

 




Energie om te leven

stofomschrijving

studiewijzer 3 (4 havo)

Aan het eind van iedere paragraaf in het tekstboek (Biologie Actief) staan leerdoelen (groene tekst) waaruit je kunt afleiden welke stof uit die paragraaf belangrijk is.

Hieronder volgt de stof, voor zover deze betrekking heeft op deze studiewijzer, zoals die omschreven is in het examenprogramma.

Je kunt:

  1. aangeven dat stofwisselingsprocessen zoals assimilatie en dissimilatie in alle cellen van elk organisme plaats vinden.

  2. aangeven dat er verschillende vormen zijn van dissimilatie van organische stoffen waarbij energie wordt vrijgemaakt.

  3. het reactieschema van aërobe dissimilatie geven:
    glucose + zuurstof ---> water + koolstofdioxide + energie

  4. aangeven waarin anaërobe dissimilatie verschilt van aërobe dissimilatie.
    In het bijzonder:
    geen zuurstofgebruik
    minder energieopbrengst
    energierijke eindproducten: alcohol (ethanol) of melkzuur

  5. de vormen van energie noemen die in een organisme een rol kunnen spelen.
    In het bijzonder:
    licht
    warmte
    chemische energie
    kinetische (bewegings) energie

  6. aangeven dat in planten bij de opbouw van organische stoffen energie wordt vastgelegd.

  7. uitleggen dat de zon de belangrijkste energiebron is voor het leven op aarde.

  8. aangeven welke stoffen uit het milieu en welke omstandigheden een plant in staat stellen tot fotosynthese

  9. aangeven dat koolhydraten worden verbruikt bij opbouw, herstel, dissimilatie en vorming van reservestoffen.

  10. het begrip beperkende factoren gebruiken in een beschreven situatie.

  11. aangeven dat licht de vorm van energie is die gebruikt wordt voor de fotsynthese waarbij uit anorganische stoffen de organische stof glucose wordt gemaakt met behulp van enzymen in de bladgroenkorrels.

  12. het reactieschema van de fotosynthese geven:
    koolstofdioxide + water + licht ---> glucose + zuurstof

  13. aangeven dat in alle cellen voortgezette assimilatie plaatsvindt waarbij:
    glucose de grondstof is voor de opbouw van andere koolhydraten
    aminozuren de grondstoffen zijn voor eiwitten
    bij planten alle aminozuren gevormd worden uit glucose en anorganische stoffen (zouten).

  14. aangeven wat de oorzaak is van temperatuur- en zuurgraad-afhankelijkheid van de stofwisselingsprocessen.

  15. aangeven wat de functies zijn van koolhydraten, vetten en eiwitten bij planten en bij de mens.
    In het bijzonder:
    opbouw
    herstel
    opslag
    energievoorziening