Samenvatting examenstof biologie (CE)
Havo
Centraal examen
B3.4 Vertering
Eindterm subdomein B3
De kandidaat kan met behulp van de concepten orgaan, fotosynthese, ademhaling, vertering, uitscheiding en transport ten minste in contexten op het gebied van gezondheid en voedselproductie verklaren op welke wijze de stofwisseling van organismen verloopt en beargumenteren op welke wijze stoornissen daarin kunnen ontstaan en op welke wijze deze kunnen worden aangepakt.
Subdomein B3.4
Je kunt in een context:
de bouw, werking en functie van spijsverteringsorganen van eukaryoten, in het bijzonder van de mens, beschrijven;
de relatie tussen de bouw van spijsverteringsorganen en hun functie beschrijven en de relatie tussen de bouw en werking uitleggen;
beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen verteerd en opgenomen worden en verklaren op welke wijze factoren dit kunnen beïnvloeden.
Deelconcepten
mechanische en chemische vertering, darmperistaltiek, voedingsstoffen, verteringssappen, gal, verteringsenzymen voor koolhydraten, eiwitten, vetten, vitamines, pH, temperatuur, verteringsproducten, emulgeren, resorptie, darmbacteriën, essentieel/niet-essentieel .
Voedingsstoffen
Gebruik Binas
of ScienceData
Organische
stoffen :
Koolhydraten (sachariden)
Glucose (monosacharide)
Brandstof voor de cellen
(dissimilatie).
Wordt
opgeslagen als glycogeen.
Zetmeel (polysacharide)
Wordt afgebroken tot
glucose.
Cellulose (polysacharide)
Kan
niet in ons lichaam verteerd worden.
Vezels
voor de darmperistaltiek.
Vetten
Voor
opbouw cellen (o.a. celmembraan).
Reservebrandstof.
Vetzuren
en glycerol ontstaan na vertering van
vetten.
Verzadigde
vetzuren
Zitten
vooral in dierlijke
vetten.
Zijn
een belangrijke oorzaak van een
verhoogd
cholesterolgehalte.
(meervoudig) Onverzadigde vetzuren
Zitten
vooral in plantaardige
vetten.
Verminderen
de cholesterolafzetting tegen de
wand van de bloedvaten.
Essentiële
vetzuren
Kunnen
niet in het lichaam gemaakt
worden.
Moeten
beslist in het voedsel
zitten.
Eiwitten
Voor
opbouw cellen en als enzymen.
Zijn opgebouwd uit aminozuren.
Ontstaan uit vertering van
eiwitten.
Essentiële
aminozuren
Kunnen
niet door het lichaam worden gemaakt
uit andere aminozuren.
Moeten
beslist in het voedsel zitten.
Niet-essentiële
aminozuren
Kunnen
in de lever uit andere aminozuren
worden gemaakt.
Vitamines
Stoffen
die het lichaam meestal niet zelf kan
maken.
Werken
vaak als onderdeel van de
enzymen.
Vitamines
die wel in het lichaam gemaakt
worden:
vit K
Wordt gemaakt door bacteriën in de
dikke darm.
vit D
Wordt gemaakt in de huid onder invloed
van het zonlicht.
Anorganische
stoffen
Mineralen
(zouten)
Belangrijke
voorbeelden:
ijzer;
Voor de opbouw van de rode bloedcellen
(hemoglobine) .
jodium;
Onmisbaar bij de vorming van het
schildklierhormoon.
calcium.
Voor de stevigheid van de
botten.
Water
Belangrijke
bouwstof voor cellen.
Oplosmiddel:
weefselvocht;
lymfe;
bloed.
Spijsvertering
Namen
spijsverteringsorganen
Gebruik
Binas of ScienceData voor de namen en werking van
enzymen.
Oplosbaar
maken voedsel
Grote
organische moleculen die niet door de
membranen van cellen kunnen ---> kleine
organische moleculen die wel (actief) door de
membranen kunnen.
Gebeurt met
behulp van enzymen uit spijsverteringsklieren:
Taken
verteringskanaal
Voedsel
wordt mechanisch bewerkt.
Hierdoor wordt het beter gemengd met de
enzymen (betere vertering) en
door het darmkanaal voortbewogen.
Kauwen.
Darmbewegingen
(peristaltische bewegingen).
Voedsel
wordt chemisch bewerkt (met enzymen).
Grote moleculen worden afgebroken tot
kleinere moleculen.
Onverteerbare
stoffen worden verwijderd (poep).
Afvalstoffen (gal) worden verwijderd.
Functies
onderdelen
Mondholte
Speeksel
toegevoegd.
Kauwen
voedsel --> mechanische
vertering.
Maag
Twaalfvingerige
darm
Alvleessap
toegevoegd.
Bevat
verschillende enzymen:
neutraliseert
zure maagsap
Gal uit
de galblaas toegevoegd.
Gal
wordt gemaakt in de lever.
Gal
speelt een rol bij de vetvertering.
Emulgeert vetten zodat de enzymen er
beter op in kunnen werken.
Bevat zelf geen enzym.
Dunne
darm
Darmsap
toegevoegd.
Bevat
verschillende enzymen.
Verteerde
voedingsstoffen worden in het bloed
opgenomen.
Dikke
darm
Bevat
bacteriën (darmflora).
Water uit
de voedselbrij wordt opgenomen.
Endeldarm
Bevat :
de
onverteerbare resten.
Onder andere de celwanden van planten
(vezels).
de
afvalstoffen die in de gal zitten (de gal
geeft de uitwerpselen een bruine
kleur).
Opname (resorptie) voedingsstoffen
Voedingsstoffen
opgenomen (geresorbeerd)
Resorptie
Water en
de in water oplosbare stoffen komen in het
bloed
via de haarvaten in de darmvlokken.
aminozuren ;
glucose en andere monosachariden;
vetzuren en glycerol ;
mineralen
(zouten) ;
in
water oplosbare vitamines .
Vetten en
in vet oplosbare stoffen komen in de lymfe
terecht
via de lymfevaten in de darmvlokken.
De
verteerde vetten (vetzuren en
glycerol).
In vet
oplosbare vitamines.
Gebeurt door:
actief transport;
osmose van water.
Ook
genotmiddelen (bijvoorbeeld alcohol) en
geneesmiddelen worden
opgenomen.
Ook
gifstoffen worden opgenomen.