[home]
[inhoud site][Inhoud bovenbouw][practicum][links]
Levenscyclus van de mens
studiewijzer 4.3 (4 atheneum)
domein C2 en C3 (gedeeltelijk)
Overzicht leerstof
Mitose en meioseMitose
- Mitose
- Voor groei en herstel.
- Gevormde cellen krijgen het hetzelfde aantal chromosomen als moedercel (2n).
2n --> 2n + 2n- Er ontstaan twee ddochtercellen.
Meiose (reductiedeling)
- Meiose 1 en 2
- Gevormde cellen krijgen het halve aantal chromosomen (n).
- Bij vorming geslachtscellen.
- Er ontstaan vier dochtercellen.
- Vergelijking mitose-meiose
- Meiose 1
- Metafase: homologe (overeenkomstige) chromosomen rangschikken gaan in het equatotiaal vlak tegenover elkaar liggen.
- Anafase: chromosomen worden uit elkaar getrokken.
- Naar elke pool één chromosoom.
- Bestaan nog uit twee chromatiden.
- Meiose 2
- Verloopt als mitose.
Bouw en functie geslachtsorganenGebruik Binas of Biodata
Primaire geslachtskenmerken
- Twee eierstokken (ovaria - enkelvoud ovarium)
- Rijping eicel (één per maand).
- Meiose nodig voor de vorming van de eicel.
- Uit één diploïde cel ontstaat één eicel
Er vindt geen celdeling plaats na de meiose. Na de meiose komen de "overbodige" chromosomen in poollichaampjes terecht.- Vorming vrouwelijk geslachtshormoon (oestrogeen).
- Twee eileiders
- Opvangen eicel na ovulatie (met trechtervormig uiteinde).
- Bevruchting.
- Transport bevruchte eicel --> baarmoeder.
- Baarmoeder
- Innesteling bevruchte eicel (in de slijmvlieslaag).
- Groei en ontwikkeling van bevruchte eicel.
- Schede (vagina)
- Verbinding met de buitenwereld.
- Kittelaar (clitoris)
- Gevoelig voor prikkeling --> orgasme.
Secundaire geslachtskenmerken
- Ontstaan tijdens de puberteit o.i.v. hormonen (oestrogenen).
- Onder invloed van oestrogeen.
- Ontwikkeling borsten;
- groei schaam- en okselhaar;
- meer onderhuids vet;
- menstruatiecyclus.
Primaire geslachtskenmerken
- Twee zaadballen (testes - enkelvoud testis)
- Vorming zaadcellen (spermacellen).
- Mitose voor aanmaak nieuwe zaadmoeder cellen.
- Meiose voor vorming zaadcellen.
- Uit één diploïde cel ontstaan 4 zaadcellen.
- Vorming mannelijk geslachtshormoon.
- Testosteron.
- Ontwikkeling secundaire geslachtskenmerken.
- Invloed op rijping van de zaadcellen. .
- Mannelijk gedrag.
- Twee bijballen
- Opslag van zaadcellen.
- Twee zaadleiders
- Transport van zaadcellen.
- Twee zaadblaasjes
- Monden uit in de zaadleiders.
- Toevoegen van vocht aan zaadcellen bij zaadlozing.
- Prostaatklier
- Afsluiten urineblaas bij zaadlozing.
- Toevoegen van vocht aan zaadcellen bij zaadlozing.
zaadcellen + vocht uit zaadblaasjes en prostaat = sperma.- Penis
- Bevat zwellichaam --> erectie.
- Eikel --> gevoelig voor prikkeling --> orgasme (vergelijk clitoris).
Secundaire geslachtskenmerken
- Ontstaan tijdens de puberteit o.i.v. hormonen (gebruik Binas of Biodata).
- Onder invloed van testosteron.
- Lagere stem (baard in de keel).
- Haargroei op het gezicht en lichaam.
- Groei schaam- en okselhaar.
- Zaadlozing.
Hormonen algemeenHormonen
- Zijn signaalstoffen (regelstoffen).
- Van belang bij instand houden van een constant inwendig milieu (homeostase).
Onder andere:
- osmotische waarde van het bloed;
- pH van het bloed;
- glucose-gehalte van het bloed.
- Regelen vaak in samenwerking met autonome zenuwstelsel.
- Worden gemaakt in hormoonklieren (endocriene klieren).
- Worden afgegeven aan en vervoerd door het bloed.
- Daardoor tragere werking dan zenuwstelsel.
- Wel langduriger.
- Hebben een specifieke molecuulstructuur.
- Deze passen op receptormoleculen op of in cellen van doelwitorganen.
- Hebben alleen effect op die organen.
- Concentratie van hormoon in het bloed bepaalt de mate van de reactie van de doelwitorganen.
- Afhankelijk van de concentratie ontstaan meer of minder hormoon-receptor bindingen.
- Werking via regelkringen (zie overzicht zenuwstelsel)
- door negatieve terugkoppeling.
Regelkring
- Meten van een verandering in het interne of externe milieu
- door receptoren (zintuigcellen of sensoren).
- Beoordeling van de waarneming
- door het centrale zenuwstelsel.
- Waarneming wordt vergeleken met een interne norm.
- Dit is de normaalwaarde voor die bepaalde factor.
Bij verschil met de interne norm
- Effectoren (uitvoerders) worden gestimuleerd of geremd.
- Uitvoerders zijn spieren of klieren.
- Via motorische zenuwcellen of via hormonen.
- Reactie leidt tot opheffen of vermindering van het verschil met de norm
of
zet andere regelkring in gang waardoor een nieuw evenwicht ontstaat.- Nieuwe waarde wordt door receptoren geregistreerd en teruggekoppeld naar het centrale zenuwstelsel.
- Opnieuw vergelijken, corrigeren, enzovoort.
- Bijsturen van het proces door negatieve feedback.
VruchtbaarheidGebruik Binas of Biodata
- Gemiddelde duur: 28 dagen.
- Geregeld door hormonen.
- FSH uit de hypofyse.
- In gang zetten groei / rijpen follikel.
- In de follikel zit de eicel.
- Follikelcellen maken oestrogeen.
- Functie:
- in de baarmoeder wordt de slijmvlieslaag dikker.
- ontstaan secundaire geslachtskenmerken.
- LH uit de hypofyse
- Stimuleert de ovulatie (eisprong).
- ± 14e dag van de cyclus.
- Stimuleert na de ovulatie de vorming van het gele lichaam (uit de lege follikel).
- Geel lichaam vormt progesteron (zwangerschapshormoon).
- O.i.v. progesteron wordt het baarmoederslijmvlies nog dikker.
- Via oestrogeen en progesteron negatieve terugkoppeling op de hypofyse.
- Ovulatie
- Eicel komt vrij uit het follikel.
- Wordt opgevangen door de eileider.
- Onbevruchte eicel leeft ongeveer 24 uur (en lost daarna op).
- Menstruatie
- Baarmoederslijmvlies komt naar buiten (ongeveer 2 weken na de ovulatie).
Vruchtbare periode
- Een vrouw kan zwanger worden als ze 3 dagen voor, tijdens of een halve dag na de ovulatie geslachtsgemeenschap heeft.
Want:
- eicel is tot 12 uur (halve dag) na ovulatie te bevruchten.
- zaadcellen blijven leven maximaal 3 dagen in baarmoeder en eileiders in leven.
- De ovulatie vindt ongeveer halverwege de cyclus plaats.
Bij een gemiddelde duur van 28 dagen, rond de 14edag.
- Er zijn grote verschillen in lengtes van de cycli.
- Niet iedereen heeft een regelmatige cyclus.
Factoren die invloed hebben op de vruchtbaarheid
- Goede voeding
- Algemene gezondheidstoestand.
- Door ziekten wordt de kwaliteit van zaadcellen minder.
- Leeftijd
- Bij hogere leeftijd vrouw meer kans op kinderen met het syndroom van Down.
- Temperatuur in de testes.
- Ideale temperatuur voor vormen van zaadcellen is ± 35°C.
- Milieufactoren.
- Giftige stoffen kunnen de vruchtbaarheid verminderen.
Bijvoorbeeld:
- stoffen die lijken op geslachtshormonen.
Ontwikkeling voor de geboorteEmbryonale ontwikkeling --> bevruchting, embryologie zoogdieren
- Bevruchting
- Eicel en zaadcel smelten samen.
- Gebeurt in de eileider.
- Bevruchte eicel heet zygote.
- Transport door de eileider
- Bevruchte eicel gaat delen.
- Klievingsdelingen (mitose).
- Wel delingen, geen plasmagroei --> bolletje cellen.
- In bolletje cellen ontstaat een holte met vocht.
- Trofoblast - wand.
- Embryonaalknop - groepje cellen tegen de binnenwand
vormt later het embryo en het binnenste vruchtvlies.- Innesteling in baarmoederslijmvlies (na ongeveer 5 dagen)
- Trofoblast wordt het buitenste vruchtvlies.
- Deel daarvan wordt onderdeel van de placenta.
- Ontwikkeling van het embryo
- na drie maanden zijn alle organen aangelegd --> foetus.
- Door specialisatie van cellen.
- Foetus
- Zit in vruchtwater.
- Beschermt foetus tegen druk en stoten.
- Rond vruchtwater zitten twee vruchtvliezen.
- Houden het vruchtwater vast.
- Beschermen tegen infecties van buitenaf.
- Bloedsomloop voor de geboorte
Gebruik Binas of Biodata
- Foetus krijgt voeding via placenta (moederkoek).
- Bevat bloedvaten van moeder en van kind).
- Uitwisseling stoffen tussen moeder en kind.
- Via navenstreng verbonden met kind.
- Twee navenstrengslagaders (bloed van kind naar placenta).
- Vervoer koolstofdioxide en andere afvalstoffen.
- Eén navelstrengader (bloed van placenta naar kind)
- Vervoer zuurstof en voedingsstoffen.
- Longen werken nog niet.
Er is:
- extra bloedvat tussen longslagader en aorta (= ductus Botalli) --> bloed stroomt van longslagader naar aorta
- opening tussen rechter en linker boezem --> er stroomt direct bloed van rechterboezem naar linkerboezem.
- Functies
- Transport van zuurstofrijk bloed naar aorta.
- Weerstand van niet ontplooide longen ontlopen.
- Na de geboorte verdwijnen deze openingen.
Tweelingen
- Eeneiige tweeling
- Ontstaan door bevruchting van één eicel en één zaadcel.
- Hebben dezelfde erfelijke eigenschappen.
- Dus ook altijd twee meisjes of twee jongens.
- Na de eerste klievingsdeling van de bevruchte eicel, ontwikkelen de twee ontstane cellen zich zelfstandig.
- Twee-eiige tweeling
- Ontstaan door bevruchting van twee eicellen
- Verschillende erfelijke eigenschappen (als bij willekeurige broers en zussen).
Hormonen tijdens de zwangerschapGebruik Binas of Biodata
Tijdens zwangerschap
- Placenta produceert:
- HCG
- Heeft zelfde werking als LH.
- Geel lichaam blijft intact in de eerste 3 maanden.
- Produceert progesteron --> baarmoederslijmvlies blijft intact (geen menstruatie)
- Kan in urine aangetoond worden met zwangerschapstest.
- Progesteron
- Vervangt na 3 maanden de progesteron van het geel lichaam.
- Houdt het baarmoederslijmvlies in stand.
- Hypofyse produceert:
- prolactine.
Gevolg:
- groei van melkklieren.
- productie van melk.
- oxytocine.
Gevolg:
- Vrijkomen van melk uit de melkklieren.
OntwikkelingGroei vanaf geboorte
- Voortdurend, maar niet steeds even hard.
- Wordt geregeld door groeihormoon.
Stimuleert:
- groei weefsels;
- aanmaak eiwitten en afbraak vetten;
- celdelingen.
- Groei wordt beïnvloed door:
- voeding.
- In verhouding meer bouwstoffen nodig dan brandstoffen.
- Vooral eiwitten.
- hormonen.
- Geslachtshormonen en groeihormonen (gebruik Binas of Biodata).
Puberteit
- 12 tot 16 jaar
- Lichamelijke veranderingen:
- groeispurt.
- ontstaan secundaire geslachtskenmerken.
- Geestelijke veranderingen:
- meer zelfstandigheid.
- interesse krijgen voor seksualiteit.
Opheffen ongewenste kinderloosheidKunstmatige inseminatie (KI)
- Er wordt kunstmatig sperma bij de vrouw ingebracht.
- KIE - sperma is van de partner.
- KID - sperma is afkomstig van donor.
In vitro fertilisatie (IVF)
- Eicel(len) wordt uit de eierstok gehaald en in petrischaal gedaan.
- Zaadcellen worden toegevoegd.
- Na de bevruchting ontwikkelen de eicellen zich tot klompjes cellen (embryo's).
- Enkele embryo's worden in de baarmoeder gebracht en kunnen zich gaan innestelen.
AnticonceptieVoorbehoedmiddelen
- Coïtus interruptus
- Onderbroken geslachtsgemeenschap.
- Penis wordt vóór de zaadlozing teruggetrokken uit de vagina.
- Niet betrouwbaar.
- In voorvocht kunnen al zaadcellen zitten.
- Pil
- Bevat oestrogeen en progesteron
- Remt hypofyse (--> geen FSH en LH).
- Daardoor gaat er geen follikel met eicel rijpen.
- Wel menstruatie.
- Dagelijks innemen.
- Verkrijgbaar via huisarts.
- Prikpil
- Hormooninjectie.
- Eén injectie per 12 wekenbevat progestageen (werking als progesteron).
- Herstel vruchtbaarheid na stoppen, kan enige tijd duren.
- Minder geschikt voor jonge mensen.
- Implanon
- Aangebracht onder de huid.
- Bevat progestageen (werking als progesteron).
- Regelmatige afgifte van het hormoon gedurende lange tijd (3 jaar).
- Ingebracht door huisarts of gynaecoloog.
- Condoom
- Voorkomt dat zaadcellen in het lichaam van de vrouw komen.
- Overal verkrijgbaar.
- Voorkomt overdracht van soa.
- Spiraaltje
- Komt in de baarmoeder te zitten.
- Voorkomt innesteling van een bevruchte eicel.
- Moet door arts ingebracht worden.
- Pessarium
- Rubber kapje.
- Dekt de baarmoederhals af.
- Moet gebruikt worden in combinatie met zaaddodende pasta.
- Voorkomt dat zaadcellen via de baarmoeder bij de eicel kunnen komen.
- Moet na de geslachtsgemeenschap 8 uur blijven zitten.
- Sterilisatie
- Eileiders of zaadleider worden onderbroken.
- Wel productie van geslachtscellen, maar ze kunnen het lichaam niet meer verlaten.
- Hormoonproductie gaat gewoon door --> geen invloed op de seksualiteit.
- Morning-afterpil
- Geen voorbehoedmiddel, maar noodmaatregel achteraf.
- Na geslachtsgemeenschap zonder betrouwbare anticonceptie.
Bijvoorbeeld:
- condoom gescheurd;
- pil vergeten.
- Moet binnen 72 uur na de geslachtsgemeenschap ingenomen worden.
- Hoe eerder, hoe beter.
- Te verkrijgen bij drogist en apotheek.
Seksualiteit
- Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA's)
- Infectie via direct contact tussen slijmvliezen van geslachtsorganen, mond en anus.
- Kans groter bij wisselende partners.
- Voorkomen door condoom te gebruiken.
- Seksualiteit
- Heteroseksueel
- Bij seksueel contact de voorkeur geven aan iemand van het andere geslacht.
- Homoseksueel
- Bij seksueel contact de voorkeur geven aan iemand van het andere geslacht.
- Biseksueel
- Zich zowel tot mannen als vrouwen aangetrokken voelen.
- Rolpatronen
- Stereotyp gedrag
- Cultureel bepaald.
Voorbeeld:
- de vrouw staat hoort achter het aanrecht, de man werkt buitenshuis.
- Biologisch bepaald.
- De vrouw krijgt de kinderen en voedt die.
- Normen en waarden
- Bepaald door:
- cultuur;
- wetgeving;
- gevoel;
- tijd waarin we leven.
Pre- en postnatale diagnostiekPrenatale diagnostiek
- Onderzoek van (cellen van) het embryo.
Kan worden toegepast als:
- er verhoogd risico is op kind met syndroom van Down.
- een erfelijke aandoening in de familie voorkomt.ouders drager zijn van een erfelijke aandoening.
- eerder een kind met een aangeboren afwijking geboren is.
- Cellen van embryo kunnen worden verkregen via:
- Vlokkentest
Via de vagina worden cellen uit buitenste vruchtvlies (later deel van placenta) opgezogen.- Vruchtwaterpunctie
Via de buikwand wordt vruchtwater opgezogen.
- Vruchtwater bevat cellen van de foetus.
- Cellen van embryo worden gekweekt en onderzocht op:
- aantal chromosomen.
- Karyogram (= afbeelding van de chromosomen) wordt gemaakt.
Afwijkingen in aantallen chromosomen kunnen worden ontdekt.
- Bijvoorbeeld: trisomie 21 (syndroom van Down)
- Karyogram wordt gemaakt van een cel tijdens de mitose.
- afwijkingen in de bouw van de chromosomen - DNA-analyse
bij bepaalde ernstige erfelijke ziektes.- Voordeel
- Vroegtijdig ontdekken van ernstige afwijkingen bij embryo --> keuze om zwangerschap door te zetten of af te breken.
- Nadelen
- Keuze maken is moeilijk (wel of geen abortus).
- Vlokkentest en vruchtwaterpunctie zijn niet geheel zonder risico --> kunnen in enkele gevallen (0,3 - 0,5%) leiden tot miskraam.
Postnatale diagnostiek
- Onderzoek direct na de geboorte.
Hielprik
- Paar druppels bloed worden afgenomen in eerste week na de geboorte.
- Screening op 17 zeldzame, maar ernstige erfelijke aandoeningen.
- Niet te genezen, wel goed te behandelen.
- Bijvoorbeeld PKU (Een erfelijke stofwisselingsstoornis die hersenbeschadiging kan veroorzaken).
- Onderzoek bij volwassenen.
Bijvoorbeeld om na te gaan:
- of een persoon drager is van een erfelijke aandoening (als de aandoening in de familie voorkomt) .
- of er een verhoogde kans is op een bepaalde erfelijke aandoening.